Overwegingen

In de leidraad die werd getoetst door Van der Maaden wordt onderscheid gemaakt tussen directe en indirecte symptomen. Directe symptomen zijn kortademigheid, hoesten, sputumretentie, ademhalingsstoornissen (waaronder bronchospasmen) en koorts. Indirecte symptomen zijn dehydratie, pijn, delier en angst. De aanbevelingen in de leidraad zijn gebaseerd op de richtlijnen van Pallialine (www.pallialine.nl) en een Delphi-studie met (inter)nationale experts 3. De studie van Van der Maaden vond geen effect van de leidraad op de uitkomstmaat comfort in vergelijking met standaardzorg. De auteurs geven aan dat dit mogelijk is te verklaren doordat de richtlijn de dagelijkse routine beschrijft. Dit wordt bevestigd in een implementatiestudie van dezelfde leidraad 4. Als andere mogelijke verklaringen werden gegeven dat de implementatie van de leidraad niet optimaal is geweest en dat de aandacht voor symptoomverlichting in beide groepen werd verhoogd doordat gedurende de gehele studie in beide groepen werd geïnventariseerd welke interventies voor symptoomverlichting werden toegepast (Hawthorn-effect). Met name het laatste verklaart mogelijk mede de geleidelijke daling van discomfort bij zowel de interventie- als de controlegroep.

Veel voorkomende symptomen bij een lage luchtweginfectie zijn: kortademigheid, hoesten, droge mond, verminderde  intake van vocht en voeding, pijn, uitdroging, obstipatie, delier, en koorts 3. Voor deze klachten zijn meestal ondersteunende maatregelen aangewezen. Voor deze richtlijn voert het te ver om in detail in te gaan op de symptoombestrijding voor al deze klachten en beperkt de werkgroep zich in de aanbevelingen tot een paar belangrijke ondersteunende maatregelen. Voor verdere details over symptoombestrijding verwijst de werkgroep naar de in Nederland algemeen aanvaardde richtlijnen van Pallialine (www.pallialine.nl), de Verenso-richtlijn Pijn bij ouderen 5 en de NVKG-richtlijn Delier 6.

Alhoewel de richtlijnen van Pallialine niet bedoeld zijn voor curatieve patiënten is de werkgroep van mening dat de maatregelen ten behoeve van symptoomverlichting bij palliatieve patiënten, goed aansluiten bij het doel van ondersteunende behandeling bij kwetsbare ouderen met een lage luchtweginfectie.

Verder is er soms terughoudendheid om bij curatief beleid met opioïden te starten, omdat men bang is dat dit levensverkortend zou werken. Er is echter indien opioïden proportioneel worden toegepast geen levensverkortend effect aangetoond onder andere bij patiënten die ernstig benauwd zijn bij COPD 7. Bij mensen met ernstige benauwdheid is er vaak sprake van een hoog stress niveau en hoge ademarbeid en vindt de werkgroep het wenselijk om niet terughoudend te zijn in de behandeling daarvan.