Stelling euthanasiebeleid
Met ons euthanasiebeleid zitten we op een glijdende schaal
Tijdens het Verenso najaarscongres ‘Start & Stop’ zal er een presentatie plaatsvinden over euthanasie. Als voorproefje op heeft de redactie Gerbert van Loenen (journalist en schrijver van het boek ‘Lof der onvolmaaktheid’) en Rob Jonquière (communicatie directeur van World Federation for Right to Die Societies en voormalig voorzitter van de NVVE) gevraagd om te reageren op bovenstaande stelling.
Is er een grens aan het verlenen van euthanasie?
Gerbert van Loenen
Gelukkig zijn de meeste gevallen waarin artsen euthanasie of hulp bij zelfdoding verlenen aan een patiënt onomstreden. Vaak betreft het mensen die lijden aan kanker, vaak ook kunnen patiënten dankzij deze hulp thuis sterven. De steun van de bevolking voor deze euthanasiepraktijk is dan ook zeer groot.
Controversieel is de grens: tot hoever kunnen we gaan? De laatste jaren is er vooral in de media veel debat over hulp bij zelfdoding voor mensen die te maken hebben met psychiatrische aandoeningen. Ook wordt veel gesproken over euthanasie en hulp bij zelfdoding voor mensen met dementie, in het beginstadium of ook in een voortgeschreden stadium. Heel actueel is de discussie over euthanasie en hulp bij zelfdoding voor mensen die oud zijn en hun leven voltooid achten. Het blijft niet bij debat, de euthanasiecommissies melden ook een stijging van het aantal gevallen waarin artsen mensen in deze omstandigheden helpen te sterven.
Theo Boer is vorig jaar uit een van de regionale toetsingscommissies voor euthanasie gestapt vanwege die uitbreiding van de praktijk. Theo Boer, die werkt voor de Protestantse Theologische Universiteit en hoogleraar is aan de Theologische Universiteit Kampen, merkt op: “Bij kanker wordt euthanasie een standaardmanier van sterven”. In tien jaar tijd is het aantal mensen met kanker dat euthanasie krijgt toegenomen van ongeveer 1.500 tot 3.500 per jaar. Nog sneller groeit het aantal mensen dat euthanasie vraagt omdat ze lijden aan aandoeningen waar je niet dood aan gaat. Dan gaat het onder meer om oudere mensen met meerdere ouderdomsklachten die hun leven voltooid vinden. Ook de angst om naar het verpleeghuis te moeten, wordt regelmatig genoemd in euthanasiedossiers. Een andere vorm van lijden die in euthanasiedossiers wordt aangevoerd, is eenzaamheid. Theo Boer: ”In één op de tien dossiers die ik in het laatste jaar bekeek, wordt eenzaamheid genoemd”.
De oude grens dat je nooit een leven mag beëindigen is in Nederland in 1984 losgelaten, toen de Hoge Raad onder voorwaarden euthanasie gerechtvaardigd achtte. Als je aanvaardt dat je lijden in het uiterste geval mag wegnemen door het leven van degene die lijdt te beëindigen, vind je niet snel een nieuwe grens. Meer dan dertig jaar later blijken we nog steeds de grens van de euthanasiepraktijk te zoeken. Die onbegrensbaarheid begint een probleem te worden.
De euthanasiewet van 2002 voldoet nog steeds. Ook voor verzoeken bij dementie
Rob Jonquière
Tijdens de behandeling van de Wet Toetsing Levensbeëindiging op Verzoek en Hulp bij Zelfdoding begin deze eeuw in het Parlement, is vaak aan de orde gesteld of niet de legalisering van medisch levensbeëindigend handelen beperkt zou moeten worden tot terminale en fysieke situaties. Omdat de wet gezien kan worden als codificatie van een sinds begin jaren 80 gegroeide en getolereerde praktijk was zo’n beperking niet logisch. De Hoge Raad had immers eerder in twee uitspraken (Schoonheim 1984 en Chabot 1994) gesteld dat het ging en gaat om de ernst van het lijden zelf en niet om de oorzaak daarvan. Deze beperking is uiteindelijk ook niet in de wetstekst terecht gekomen waardoor in Nederland al vanaf de invoering van de wet in 2002 ook andere dan puur fysieke gronden kunnen worden geaccepteerd als veroorzakers van ondraaglijk en uitzichtloos lijden.
Door critici en tegenstanders van praktijk en wet wordt steeds gewezen op het gevaar van de zogenoemde slippery slope. Er is een toename (1.815 in 2003 tot 4.829 in 2013) in het aantal gevallen van euthanasie. Daarbinnen is ook een toename van niet-fysiek en soms niet-terminaal lijden te constateren: psychiatrie (0 in 2003 tot 42 gevallen in 2013) en beginnende dementie (0 in 2003 tot 97 gevallen in 2013). Cijfers in 2014 laten zien dat het aantal euthanasieverzoeken voor psychiatrie en dementie stabiliseert, respectievelijk 41 en 81 gevallen, en dat het dus niet exponentieel (verder) omhoog gaat. Worden ze daarmee in hun kritiek bevestigd?
Ja er is een toename. Er wordt vaker bij niet terminaal lijden euthanasie gevraagd, toegepast, gemeld en goedgekeurd. Dat heeft alles te maken met de ontwikkeling van een meer open cultuur inzake levensbeëindiging op verzoek (het ‘mag’ toch nu?) zowel bij de burger als de arts. En…. nog steeds wordt meer dan 30% van de verzoeken afgewezen. Het lijkt er inderdaad op dat de toepassing van euthanasie bij (terminale) kanker een ‘gewone’ optie is geworden.
Het enkele feit dat ook de ‘bijzondere’ gevallen door de toetsingscommissies zijn beoordeeld als zorgvuldig, impliceert dat de wet uit 2002 nog steeds voldoet, aanpassing van de wet niet nodig is geweest en dus ook geen glijdende schaal is opgetreden.
De honorering van een verzoek in geval van dementie is alleen in die zin bijzonder dat veel artsen (de meeste?) terugdeinzen voor de toediening van euthanatica aan een niet (meer) competente patiënt. Dat is geen reden een verzoek van een beginnend dementerende te weigeren. Door opbouw van een goede arts-patiënt vertrouwensrelatie, kan euthanasie worden uitgevoerd vlak voor of zelfs direct na het verlies van de competentie.