Stoppen voor rood (?)!
Knipperend geel: voor menig verkeersdeelnemer een zegen. Immers het verkeerslicht – in de volksmond metaforisch aangeduid als ‘stop’licht – is velen een doorn in het oog. Derhalve is een situatie waarin het verkeerslicht geel knippert - ‘geel’ (en niet ‘oranje’ zoals veelvuldig wordt gebezigd) is de officiële benaming van de kleur die schemert tussen stoppen en doorrijden – voor velen een zegen.
Een geel knipperend licht is echter ook een minder duidelijke en daarmee minder veilige situatie, die alleen wenselijk is wanneer de verkeersdrukte het toelaat. Dit brengt me bij het eerste doel van verkeerslichten: het verhogen van de veiligheid op kruispunten. Zonder verkeersregelinstallaties (VRI’s in jargon) zou menig kruispunt worden gekenmerkt door een veelvoud van het huidige aantal ongevallen.
Het tweede doel van verkeerslichten – door sommige lezers wellicht als weinig voor de hand liggend beschouwd – is het verhogen van de capaciteit van kruispunten. Vanuit de verkeerskunde zijn er principieel twee basisoplossingen voor het vergroten van de capaciteit van gelijkliggende kruispunten (hierbij sluiten we viaducten en dergelijke uit), te weten de rotonde en een kruising met verkeerslichten. Afhankelijk van de verkeersdrukte uit de diverse richtingen is de een of de andere oplossing de beste. Wat als beste kan worden gezien, hangt af of men kijkt vanuit capaciteitsperspectief, vanuit minimale vertragingsperspectief of vanuit veiligheidsperspectief.
Als we een verkeersregelinstallatie in detail ontleden krijgen we te maken met begrippen als ‘startgroen’, ‘vastgroen’, ‘meeverlenggroen’ en ‘garantiegroentijd’. Allemaal met als doel ervoor te zorgen dat de werking van het verkeerslicht zoveel mogelijk wordt ingesteld op de behoefte. Zie het als de behandelmethode die wordt afgestemd op de kwaal van de patiënt. Hierbij is een interessant weetje dat bij de inrichting van de diverse groenfases wordt uitgegaan van gemiddeld gedrag van weggebruikers. Terwijl elke weggebruiker verschillend gedrag vertoont. Wie is er niet wel eens in onbegrip tot stilstand gekomen nadat er slechts een of twee auto’s door het groene licht waren gereden, en het genadeloze rood weer werd getoond: een gevalletje van te traag optrekken (en een te kort startgroen), waardoor de VRI ‘dacht’ dat er geen verkeer meer was. Dit komt door de wijze waarop de aanwezigheid van verkeer wordt gemeten. Voor die meting bevinden zich lussen in de weg, die worden geactiveerd bij het passeren van een voertuig. Vaak bevinden deze zich dicht bij de stopstreep, en daardoor herkent de VRI dus alleen voertuigen die hierover rijden. Als er lang geen verkeer is gesignaleerd, gaat de VRI ervan uit dat er geen verkeer meer is. Zo zien we het belang van diagnose ook in ons dagelijkse werk.
In verschillende landen worden de kleurenvolgordes van een verkeerslicht anders toegepast; ook in de verkeersregelwetenschap is standaardisatie ver te zoeken. Zo is in veel landen doorrijden bij geel strafbaar! Hiervoor is het knipperend groen ingevoerd, wat dezelfde betekenis heeft als geel bij ons. Ook zien we in veel landen het geel na rood, als waarschuwing dat het groen eraan komt: start de motoren en schakel de versnelling in. Best handig in een vergrijzende samenleving!
Het stoplicht is een zeer herkenbare metafoor voor goed – zo-zo – en niet zo goed. Zonder tekst begrijpen jong en oud dat symbolen in het rode licht met ‘slecht’ en ‘gevaarlijk’ worden geassocieerd en symbolen in groen als ‘goed’ en ‘veilig’. Daartussen bevindt zich het schemergebied dat door een ieder anders wordt uitgelegd. Stoppen of doorrijden? Pilletje meer of minder? Behandelen of niet? Wat dit betreft zijn groen en rood veel betere duidingen! Met deze kleuren kunnen zowel de patiënt als de weggebruiker veel beter uit te voeten.
Auteur(s)
- Dr. Yvo Saanen, managing director logistiek adviesbureau