Interview met KNMG-voorzitter Rutger Jan van der Gaag
‘De specialist ouderengeneeskunde moet een regierol nemen’
Het op 5 maart jl. verschenen KNMG-rapport ‘Niet alles wat kan, hoeft’ maakte duidelijk dat een maatschappelijke omslag gaande is. De grenzen van wat een zinvolle behandeling is, komen steeds beter in zicht. Dat zegt KNMG-voorzitter Rutger Jan van der Gaag in een interview met het Tijdschrift voor Ouderengeneeskunde. ‘Het grootste compliment dat ik van mijn moeder kan krijgen is: Wat fijn dat je niets gedaan hebt. Dat geldt voor haar persoonlijk leven, waarin ze graag zelf haar boontjes dopt, maar natuurlijk ook voor medisch ingrijpen.’
Ouderengeneeskunde is een vak waarvan het aanzien in hoog tempo stijgt, aldus Rutger Jan van der Gaag. ‘Met de vergrijzing neemt het belang van de specialist ouderengeneeskunde toe. Je ziet het overal om je heen. De nieuwe generatie specialisten ouderengeneeskunde is jong, deskundig en zelfbewust, onvergelijkbaar met de verpleeghuisartsen die ik kende in mijn studietijd. Om wat bij te verdienen werkte ik als verpleeghulp in een verpleeghuis, maar de artsen die ik destijds meemaakte waren veel minder inspirerend dan de specialisten ouderengeneeskunde van nu. Ik ben blij dat er steeds meer erkenning komt voor een specialisme dat uniek is in de wereld, en dat zich goed heeft aangepast aan de veranderingen in het zorglandschap. Van een verpleeghuisarts die louter en alleen binnen de muren werkte van een instelling, naar allround artsen die als spil fungeren in de zorg voor ouderen die nog thuis wonen.’
Rutger Jan van der Gaag is voorzitter van de landelijke artsenorganisatie KNMG, waar Verenso als federatiepartner bij is aangesloten. Recent werkten de organisaties samen bij het rapport ‘Niet alles wat kan, hoeft. Passende zorg in de laatste levensfase’, de aanleiding voor dit interview. In dit rapport komen vragen aan de orde als: Hoe bereiken we dat mensen in de laatste periode van hun leven passende zorg krijgen, die aansluit bij hun wensen? Wanneer houdt medisch ingrijpen op zinvol te zijn? Staan arts en patiënt voldoende stil bij de kwaliteit van leven voor de patiënt na een voorgenomen behandeling? Gaat hun gesprek ook over de beperkingen die de behandeling kan opleveren? En over de vraag of zo’n behandeling nog realistisch is?
Atul Gawande
Wezenlijke vragen, die direct raken aan het werkterrein van de specialist ouderengeneeskunde, aldus Rutger Jan van der Gaag. ‘Ze markeren een koerswijziging in de zorg, waarvan je overal de sporen ziet. Recent kreeg ik voor mijn verjaardag maar liefst van drie verschillende mensen het boek Being Mortal. Medicine and What Matters in the End van chirurg en Harvard-hoogleraar Atul Gawande. Niet voor niets een veelgeprezen boek, ontdekte ik toen ik begon te lezen. Eindeloos doorbehandelen is geen optie meer, noteert Gawande op een overtuigende manier. Wij artsen fiksen teveel, we repareren en grijpen in. Maar als niemand dat meer wil, en het leven van de patiënt er geen positieve impuls van krijgt, waarom doe je het dan? Die vraag komt gelukkig steeds vaker op tafel in het gesprek tussen dokter en patiënt.’
Ook in zijn persoonlijk leven ervoer Van der Gaag de keerzijde van het altijd maar willen behandelen. ‘Gelukkig niet met een dramatische gebeurtenis,’ vertelt hij, ‘Maar inzicht bracht het wel. Mijn 92-jarige moeder belandde in het ziekenhuis na een ongelukje met haar scootmobiel. Dat was snel opgelost, maar vervolgens mocht ze niet naar huis. Waarom niet? Vanwege een ‘leeftijd onafhankelijk ritmestoornissenprotocol’ en een echo van haar hart waarvoor geen directe medische noodzaak bestond. Dit alles zonder de kwestie met haar te bespreken. De volgende dag ben ik naar het ziekenhuis gereden en heb ik haar naar huis gebracht. Haar huisarts houdt nu een oogje in het zeil. Veel beter dus.’
Optimale behandeling
Wat je in zo’n situatie nodig hebt, aldus de KNMG-voorzitter, is een betrokken, verstandige dokter. ‘Iemand die zegt: ik heb goed naar u geluisterd en ik stel voor dat we dít doen en dát laten. We gaan voor een optimale kwaliteit van zorg, niet voor een maximale behandeling. Het grootste compliment dat ik van mijn moeder kan krijgen, als ik haar moeizaam uit haar stoel of de auto zie komen: ‘Wat fijn dat je niets gedaan hebt.’ Dat geldt voor haar persoonlijk leven, waarin ze graag haar eigen boontjes dopt, maar dat geldt natuurlijk ook voor medisch ingrijpen.’
En dat is waar het rapport ‘Niet alles wat kan, hoeft’ over gaat. ‘Zoeken naar een optimale behandeling, niet naar een maximaal resultaat in termen van bijvoorbeeld operatief ingrijpen of complexe medicatie met alle bijwerkingen van dien. Voorkomen dat een oudere patiënt door vijf verschillende specialisten wordt behandeld, die elk hun eigen plan trekken. Eén arts, bijvoorbeeld een specialist ouderengeneeskunde, de regierol geven. Hij of zij maakt in samenspraak met de patiënt en alle andere betrokkenen een analyse. Wat wil de patiënt nog wel en wat niet meer? Welk medisch handelen is nog zinvol en wat kunnen we beter achterwege laten?’
Dat alles vereist deskundigheid en zelfvertrouwen. ‘Laten we eerlijk zijn, er is een conventionele pikorde in de medische wereld, maar het is de kunst je daar niets van aan te trekken. Als je als specialist ouderengeneeskunde de regie hebt, dan ligt de verantwoordelijkheid in de eerste plaats bij jou, punt uit. Nogmaals, na iedereen, ook je collega-artsen, zorgvuldig te hebben gehoord. Je doet het samen, maar degene die de conclusies trekt, dat ben jij. Samen met de patiënt en zijn naasten.’
Coschappen
In de hiervoor noodzakelijke profilering van het specialisme ouderengeneeskunde kunnen nog wel wat stappen worden gezet, besluit Rutger Jan van der Gaag. ‘Hoogleraarsposten zijn daarbij van groot belang. Professoren kunnen aan veel mensen duidelijk maken hoe belangrijk, veelzijdig en vooral ook hoe leuk ouderengeneeskunde is. Een vak met toekomst, dus. Wat ook zou helpen: meer coschappen in academische ziekenhuizen. Tot nu toe kan dat alleen in Nijmegen en aan de VU. Een uitbreiding zou zinvol zijn.
‘Dat alles gezegd hebbende, stel ik vast dat we het in Nederland goed doen in de ouderengeneeskunde. Wij hebben een sterke traditie in de eerste lijn, terwijl in veel andere landen de zorg is geconcentreerd in het ziekenhuis. De specialist ouderengeneeskunde vervult daarin een belangrijke brugfunctie. Het is dan ook geen toeval dat ‘Niet alles wat kan, hoeft’ veel aandacht trekt in het buitenland. Het is al in het Engels verschenen en Brazilië overweegt een eigen vertaling. Zo kunnen we bijdragen aan een mondiale verbetering van de zorg, en dat is iets om trots op te zijn.’
Klik hier voor een download van het rapport ‘Niet alles wat kan, hoeft’ en meer achtergrondinformatie.
Verandering dankzij interdisciplinaire samenwerking
De KNMG stond aan de basis van de Stuurgroep Sterke medische zorg voor kwetsbare ouderen en de Werkgroep Verbetering van medische zorg voor kwetsbare ouderen. Dit met als inzet een betere interdisciplinaire samenwerking op het gebied van ouderenzorg. Het KNMG-Standpunt Sterke medische zorg voor kwetsbare ouderen analyseert knelpunten in de ouderenzorg en doet verbetervoorstellen. Omdat de specifieke problematiek rondom kwetsbare ouderen met psychiatrische aandoeningen nog niet was meegenomen, is recent een addendum gemaakt dat op korte termijn wordt gepubliceerd. Hiervoor hebben vertegenwoordigers van de huisartsgeneeskunde en van de specialismen ouderengeneeskunde, psychiatrie, geriatrie en neurologie specifieke knelpunten uit de praktijk en mogelijke oplossingen aangedragen voor kwetsbare ouderen met psychiatrische problematiek in vier situaties: thuis, opname in een ziekenhuis, opname in een GGZ-instelling en opname in een verpleeghuis. Op deze manier wil de KNMG de kennis van alle betrokken partijen inzetten om verandering op gang te brengen.
Klik hier voor meer informatie.
Auteur(s)
- Bert Bukman, adviseur