De specialist ouderengeneeskunde
Hoe krijgt het vak de schijnwerpers die het verdient?
Marina Goorts, Linda Dauwerse
Samenvatting
Inleiding
Het tekort aan specialisten ouderengeneeskunde in Nederland neemt toe, waardoor de noodzaak voor een verhoogde instroom in de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde ontstaat. Dit onderzoek richt zich op factoren die de keuze voor een specialisatie in ouderengeneeskunde beïnvloeden. De twee primaire onderzoeksvragen zijn:
- waarom kiest een potentiële sollicitant wel of niet voor de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde, en
- In hoeverre speelt het imago van het vak hierbij een rol?
Methode
Het onderzoek is uitgevoerd onder masterstudenten geneeskunde en basisartsen in Nederland. Aan respondenten geworven via medische faculteiten werd gevraagd een enquête in te vullen. Deze enquête bevatte vragen over overwegingen om al dan niet te specialiseren in de ouderengeneeskunde en het imago van de ouderengeneeskunde.
Resultaten
De enquête werd door 489 respondenten ingevuld. De meest voorkomende redenen om voor een specialisatie in de ouderengeneeskunde te kiezen, zijn affiniteit met de doelgroep, een goede werk-privé balans en de diversiteit van het takenpakket. Een vaak genoemde reden om niet voor het specialisme te kiezen, is de specifieke oudere populatie. Het imago van de ouderengeneeskunde komt meestal tot stand door eigen ervaring of tijdens coschappen. Ervaring in het vakgebied lijkt een positieve invloed te hebben op de keuze voor de specialisatie.
Beschouwing en conclusie
De interesse voor het vakgebied ouderengeneeskunde kan zich ontwikkelen. Hier lijkt een uitdaging voor de specialist ouderengeneeskunde te liggen: coassistenten en basisartsen betrekken bij de uitdagende werkzaamheden, en hen een verantwoordelijke rol en goede begeleiding geven, kunnen hier het verschil maken voor het ontwikkelen van interesse voor het vak.
Achtergrond en doel
Het tekort aan specialisten ouderengeneeskunde in Nederland loopt met de toenemende vergrijzing op tot 782 specialisten in 2031.1 Onvoldoende aanmeldingen van (geschikte) kandidaten voor de opleiding vormt hierbij een probleem, gezien het oplopende tekort aan specialisten ouderengeneeskunde voor de toekomst.2
De Samenwerkende Opleidingen tot specialist Ouderengeneeskunde Nederland (SOON) analyseert jaarlijks de karakteristieken van huidige sollicitanten. Daaruit valt niet af te leiden wat overwegingen zijn om al dan niet te solliciteren voor het specialisme. Vanuit het werkveld wordt gedacht dat mogelijk onbekendheid van het specialisme en imago een rol spelen in het niet kiezen voor het specialisme. Het achterhalen van deze informatie zou van meerwaarde kunnen zijn om nieuwe sollicitanten voor de opleiding aan te kunnen trekken. De twee primaire onderzoeksvragen zijn:
- waarom kiest een potentiële sollicitant wel of niet voor de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde, en
- in hoeverre speelt imago van het vak hierbij een rol?
Methode
Onderzoeksopzet
Het betreft een beschrijvend cross-sectioneel onderzoek dat is uitgevoerd onder masterstudenten geneeskunde en basisartsen in Nederland. De werving vond plaats in september en oktober 2023. Voor de werving van deze respondenten werd de master coördinator van alle acht medische faculteiten in Nederland benaderd. De benaderde medische faculteiten betreffen de faculteiten van de Radboud Universiteit, Universiteit Maastricht, Universiteit Utrecht, Universiteit van Amsterdam Amsterdam Vrije Universiteit, Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit Leiden, Erasmus Universiteit Rotterdam.
Er werd gevraagd om mee te werken aan de verspreiding van een anonieme enquête via SurveyMonkey. Er werd voor het verspreiden van de enquête een NVMO ERB ethische toetsing aangevraagd en verleend. De vier eerstgenoemde faculteiten reageerden positief op deelname en verspreiding van het onderzoek onder masterstudenten geneeskunde en geneeskunde alumni om basisartsen te bereiken. De overige faculteiten zagen af van deelname of reageerden niet op de oproep.
Dataverzameling
Een digitale enquête met 19 gecombineerde open en gesloten vragen werd via SurveyMonkey verspreid door een contactpersoon binnen de faculteit. Inhoudelijk betrof de enquête vragen over basiskenmerken van respondenten, het specialisme van voorkeur binnen alle KNMG vervolgopleidingen, bekendheid met de ouderengeneeskunde, werkervaring binnen de ouderengeneeskunde, het imago van de ouderengeneeskunde en overwegingen over waarom wel of niet specialiseren in de ouderengeneeskunde. De vragenlijst werd opgesteld door de onderzoeksgroep in samenwerking met SOON. Vervolgens werd de vragenlijst getest in een pilot door drie potentiële respondenten (basisartsen). Aan de hand daarvan werd de vragenlijst verbeterd. De vragenlijst bevatte gesloten vragen over relevante onderwerpen en open vragen voor een exploratieve dataverzameling om zo breed mogelijk te zoeken naar reden om al dan niet voor de ouderengeneeskunde te kiezen en het imago van de ouderengeneeskunde (klik hier voor de vragenlijst).
Datasortering
Van respondenten die aangaven voorkeur te hebben voor het specialisme ouderengeneeskunde en de opleiding overwogen, zijn de motivaties vertaald in acht thema’s en weergegeven in een grafiek. Daarnaast zijn de motiverende redenen van respondenten om niet voor het specialisme ouderengeneeskunde te kiezen gebundeld in acht meest voorkomende thema’s. Verder werd het beschreven imago van de specialist ouderengeneeskunde geclusterd in meest voorkomende thema’s en weergegeven in een grafiek. Doordat meerdere thema’s per antwoord benoemd zijn, sluit het ene antwoord het andere niet uit.
Data-analyse
Voor de analyse werden de antwoorden van zowel de gesloten als de open vragen van de enquête in kaart gebracht (zie voor schematische weergave figuur 1). De analyse van gesloten vragen vond plaats met behulp van beschrijvende statistiek, waarbij aantallen en percentages werden beschreven in tabellen.
Voor de open vragen werd een kwalitatieve analysemethode gebruikt. Hierbij werd de verkregen tekst systematisch door een onderzoeker globaal geïnterpreteerd in thema’s en gelabeld. Om een goede representatie van de uitkomsten van de resultaten weer te geven, werden de labels getoetst aan de antwoorden van de respondenten. De kwalitatieve resultaten werden gekwantificeerd om aantallen en frequenties per label te berekenen. De meest voorkomende thema’s werden daarbij weergegeven in grafieken. Resultaten uit onvolledige enquêtes werden meegenomen voor zover ingevuld. Er werd niet vastgelegd via welke faculteit de respondenten deelnamen.
Figuur 1. Schematische weergave data-analyse
Resultaten
In totaal vulden 489 respondenten afkomstig van verschillende faculteiten in Nederland de enquête in, waarbij 395 respondenten de enquête volledig hebben afgerond. Overige enquêtes werden voortijdig beëindigd. Het merendeel van de respondenten was masterstudent geneeskunde (92%) en vrouw (77%), zie ook figuur 2. Het aandeel basisartsen onder de respondenten was laag (6%), waarbij het merendeel van deze groep respondenten 0-1 jaar werkervaring als basisarts had. Van de basisartsen met werkervaring in de ouderenzorg, werkte 57% in het verpleeghuis, zie ook figuur 3. De overige respondenten (2%) waren in wachttijd, bachelor fase of gestopt met de opleiding.
Figuur 2. Schematische weergave beschrijving respondenten
Vrijwel alle respondenten (94%) zijn bekend met het specialisme ouderengeneeskunde. Het coschap ouderengeneeskunde wordt aangeboden op twee van de vier deelnemende faculteiten, te weten de universiteit Nijmegen en de universiteit van Maastricht. De meerderheid van de respondenten (57%) heeft eerder werkervaring opgedaan binnen de ouderengeneeskunde. Deze werkervaring is opgedaan tijdens onder andere (keuze)coschappen, bijbanen of andere stages in de ouderengeneeskunde. Een deel van de respondenten overweegt om in de toekomst opnieuw werkervaring binnen de ouderengeneeskunde op te doen (22%). De meerderheid van de respondenten heeft nooit overwogen om te specialiseren in de ouderengeneeskunde (54%).
Figuur 3. Schematische weergave specificatie basisartsen
Overwegingen voor een specialisatie ouderengeneeskunde
In totaal beantwoordden 396 respondenten de vraag of zij overwegen om te specialiseren in de ouderengeneeskunde, zie figuur 4. 44 respondenten gaven aan een specialisatie in de ouderengeneeskunde serieus te overwegen, waarbij 75% van deze groep eerdere werkervaring in de ouderengeneeskunde heeft. Van de groep respondenten die twijfelt over deze specialisatie (n=138), heeft 64% werkervaring in de ouderengeneeskunde. In de groep die geen specialisatie in de ouderengeneeskunde overweegt (n=214), heeft slechts 47% van de respondenten werkervaring in de ouderengeneeskunde.
Figuur 4. Overweging specialisatie ouderengeneeskunde en aandeel werkervaring in de ouderengeneeskunde daarbij
De meest genoemde overweging die respondenten aangaven als reden om voor een specialisatie ouderengeneeskunde te kiezen, is dat zij affiniteit hebben met de doelgroep (n=13) en belang hechten aan een goede werk-privé balans ((n=13; zie figuur 5). Ook de overweging voor een divers takenpakket is veel (n=11) genoemd. Daarnaast is eerdere ervaring met een leuk coschap (n=7) meermaals benoemd. Ook het aspect van een fijne werksfeer (n=5), langdurig patiëntencontact (n=5), een specialisme buiten het ziekenhuis (n=4), de patiënt behandelen als geheel (n=4) en de complexe casuïstiek (n=4) komen als argumenten naar voren. Een antwoord van een respondent luidt hierbij:
"Veelal buiten het ziekenhuis, breed specialisme, meer ruimte om naar patiënt in bredere
context te kijken en op meerdere vlakken dan lichamelijke gezondheid te ondersteunen.”
Figuur 5. Meest voorkomende motivatie van respondenten die overwegen te specialiseren in de ouderengeneeskunde
Overwegingen om niet voor ouderengeneeskunde te kiezen
Van de 214 respondenten die aangeven geen specialisatie in de ouderengeneeskunde te overwegen, geeft het merendeel aan dat dit komt wegens voorkeur voor een andere doelgroep populatie (n=83), zie figuur 6. Daarbij wordt meermaals beschreven dat de inhoud van het vak niet past bij de interesses van die persoon (n=64) of dat zij verwachten dat het niet uitdagend of diepgaand genoeg is (n=39). Een deel van de respondenten geeft aan te weinig ervaring met de ouderengeneeskunde te hebben om een beslissing over deze loopbaankeuze te kunnen maken (n=21).
“Omdat alleen specifiek de ouderen populatie mij niet aanspreekt.
Bij bijvoorbeeld huisartsgeneeskunde of op de SEH vind ik het juist leuk om de
afwisseling tussen oude en jonge mensen te hebben.”
Figuur 6. Meest voorkomende motivatie van respondenten die niet overwegen te specialiseren in de ouderengeneeskunde
De rol van het imago van het specialisme ouderengeneeskunde
Het imago van het specialisme ouderengeneeskunde is door 401 respondenten beschreven. Van deze respondenten hadden 227 respondenten (57%) ook werkervaring in de ouderengeneeskunde, zie figuur 7. Het beeld dat frequent door respondenten beschreven wordt, zijn woorden als (een beetje) ‘saai’, ‘rustig’, ‘langzaam’, ‘oubollig’, ‘minder geliefd’, ‘een beetje suf’ en ‘stoffig’ (n=147). Een ander beeld dat respondenten van het vak ouderengeneeskunde hebben, beschrijven ze met woorden zoals een ‘divers vak waarvoor brede kennis nodig is’ (n=109), ‘empathische specialisten’ / ’betrokken en lieve artsen’ (n=69). Daarnaast geeft een groep respondenten aan dat het imago van de specialist ouderengeneeskunde negatiever is dan zij zelf ervaren hebben (n=37).
Figuur 7: Weergave van aantal respondenten die een beschrijving van het imago van de ouderen geneeskunde gegeven hebben, waarbij zij of zij al dan niet werkervaring in het vak hadden
Onder de respondenten antwoorden er in totaal 401 hoe zij denken dat dit imago tot stand komt. Een deel van de respondenten (n=197) geeft hierbij aan eigen ervaring met het specialisme te hebben, in de vorm van (keuze)coschappen, werk in het verpleeghuis of niet nader omschreven. Ook geeft een deel van de respondenten aan het imago te baseren op informatie uit de basisopleiding (n=113), waarbij meermaals wordt aangegeven dat deze informatie beperkt is.
Respondenten geven uiteenlopende verklaringen voor het ontstaan van het imago van het specialisme ouderengeneeskunde. Een voorbeeld van een beschrijving dat genoemd wordt is ‘na mijn coschap is mijn beeld van het specialisme wel wat veranderd, daarvoor bestond mijn beeld meer uit de stereotype verhalen’ (zie quote 2, figuur 8). Ook in andere quotes over het imago komt de al dan niet eigen ervaring in het verpleeghuis regelmatig terug.
Figuur 8. Geselecteerde quotes van respondenten hoe zij denken dat het imago van de specialist ouderengeneeskunde tot stand komt
Beschouwing
Een belangrijk resultaat van dit onderzoek is dat respondenten niet kiezen voor het vak specialist ouderengeneeskunde door specifiek de oudere populatie en beperkte affiniteit daarmee. Op basis van dit onderzoek lijkt de mate van werkervaring invloed te hebben op het al dan niet overwegen van een specialisatie in de ouderengeneeskunde. Respondenten die de ouderengeneeskunde als specialisatie overwegen hebben vaker werkervaring in het specialisme. Andersom lijkt beperkte werkervaring in de ouderengeneeskunde ook minder samen te gaan met het overwegen voor een specialisatie in de ouderengeneeskunde. Ander onderzoek laat zien dat geriatrisch onderwijs in combinatie met praktische ervaring tijdens coschappen de intellectuele aantrekkelijkheid van het specialisme vergroot bij 74% van de medische studenten.5 Het onderschrijven van de intellectuele uitdaging en mogelijkheden die de populatie in het verpleeghuis met zich meebrengt, lijken daarom belangrijke factoren te zijn in de promotie van het vak. Mogelijk speelt de huidige beperkte werkervaring van een deel van de masterstudenten met het specialisme ouderengeneeskunde een rol in de verwachting dat een carrière in het verpleeghuis hier niet aan voldoet. Dit resultaat komt overeen met eerder onderzoek waaruit blijkt dat intellectuele uitdaging, diversiteit van het takenpakket en academische status belangrijke voorwaarden zijn om voor een carrière in de gezondheidszorg te kiezen.3-5
Nieuwe kennis die vanuit dit onderzoek naar voren is gekomen, is dat een groot deel van de respondenten niet alleen ouderen als doelgroep wil. Daarnaast geeft een deel van de respondenten aan dat zij het vakgebied als saai ervaren hebben, waarbij de meerderheid van deze groep ook daadwerkelijk werkervaring in het vakgebied heeft opgedaan. Een deel van de respondenten geeft aan geen interesse te hebben in het vakgebied. Daarnaast wordt frequent benoemd dat het specialisme als niet uitdagend, met te weinig acute zorg of onvoldoende diepgaand genoeg ervaren wordt. Aangezien het merendeel van deze respondenten werkervaring had in de ouderengeneeskunde, zijn er voor deze groep mogelijk beperkte interventies mogelijk om het specialisme ouderengeneeskunde verder te promoten. Daarentegen heeft ook een groot deel van de respondenten geen ervaring in de ouderengeneeskunde, onder dit aandeel worden de mogelijkheden binnen de populatie ouderen door respondenten mogelijk onderschat vanwege het imago. Zo spelen de uitkomsten uit eerder onderzoek dat de therapeutische en diagnostische mogelijkheden bij geriatrische patiënten, het omgaan met veroudering en de aanwezigheid van neurocognitieve stoornissen5 mogelijk een rol in de overwegingen van Nederlandse geneeskunde studenten.
Sterke en zwakke punten
Een sterk punt van dit onderzoek is dat dit het eerste landelijke onderzoek is waarin een grote groep potentiële sollicitanten voor de ouderengeneeskunde zijn ondervraagd over hun overwegingen om al dan niet voor het specialisme te kiezen. Dit heeft een breed scala van nieuwe informatie opgeleverd, wat gebruikt kan worden voor promotiedoeleinden van het vak. Alle medische faculteiten in Nederland zijn hiervoor benaderd.
De onderzoekers hadden graag deelname van alle acht medische faculteiten in Nederland gezien. Mogelijk is er bij de vier deelnemende faculteiten een oververtegenwoordiging van faculteiten die de ouderengeneeskunde in het basiscurriculum geïntegreerd hebben en hoog op de agenda hebben staan, dit kan geleid hebben tot selectiebias. Niet-respondenten geven mogelijk minder prioriteit aan ouderengeneeskunde. Ook hebben studenten die het specialisme ouderengeneeskunde überhaupt niet overwegen de enquête mogelijk minder vaak ingevuld.
Een minder sterk punt van het onderzoek is dat de antwoorden van de respondenten handmatig door een onderzoeker zijn geïnterpreteerd en geclusterd in thema’s. Doordat de thema’s niet vooraf gedefinieerd waren maar bewust gebaseerd zijn op de resultaten van de respondenten, moet hier rekening gehouden worden met observatie en interpretatiebias.
Conclusie en aanbevelingen
De interesse voor het vakgebied ouderengeneeskunde kan zich ontwikkelen. Een deel van de respondenten behoud echter voorkeur voor een andere doelgroep die niet alleen uit ouderen bestaat. Een ander deel van de respondenten gaf aan het specialisme niet als diepgaand genoeg te ervaren. Hieruit volgt de aanbeveling om het specialisme ouderengeneeskunde verder te profileren als een intellectueel uitdagend vak om bij te dragen aan een bredere interesse voor potentiële nieuwe sollicitanten. Er heeft een vervolgstudie plaatsgevonden middels kwalitatieve interviews om de bevindingen rondom het al dan niet kiezen voor de ouderengeneeskunde verder uit te diepen.
Hier ligt ook een aanbeveling voor werkzame specialisten ouderengeneeskunde en aios, waarbij het betrekken van coassistenten en basisartsen bij uitdagende werkzaamheden en hem of haar een verantwoordelijke rol en goede begeleiding geven het verschil kan maken voor het ontwikkelen van affiniteit voor het vak. Daarmee komen de schijnwerpers op ons vak vooral ook vanuit onszelf.
Om de dagelijkse uitdagende werkzaamheden van de specialist ouderengeneeskunde meer zichtbaar te promoten, zou de promotiewebsite van SOON www.ouderengeneeskunde.nu nog gericht verder kunnen uitbreiden. Hier kunnen individuele aios en specialisten ouderengeneeskunde ook bijdragen aan de zichtbaarheid van hun enthousiasme voor het vak. Daarnaast speelt de verdere landelijke implementatie van een vast coschap ouderengeneeskunde op alle medische faculteiten in Nederland ook een belangrijke rol.
Auteurs
- Drs. M. (Marina) Goorts, aios ouderengeneeskunde
- Dr. L. (Linda Dauwerse), onderzoeker en gedragswetenschappelijk docent VOSON
In samenwerking met Samenwerkende Opleidingen tot specialist Ouderengeneeskunde Nederland (SOON)
Literatuur
- Vervolgopleidingen SCvMeT. Capaciteitsplan 2024-2027 - Deelrapport 5 Specialist Ouderengeneeskunde 2022 December 2022.
- Verenso. Specialist ouderengeneeskunde: gat in én op de markt? Het effect van de onvervulde opleidingsplaatsen op de toekomstige arbeidsmarkt. Rapport toekomstige arbeidsmarkt 2019.
- Arshad S, McCombe, G., Carberry, C., Harrold, A., Cullen, W. . What factors influcence medical students to enter a career in general practice? A scoping review Irish Journal of Medical Science. 2021;190:657-665.
- Wass V, Gregory S., Petty-Saphon, K. By choice - not by chance: supporting medical students towards future carreers in general practice. Health Education England and the Medical Schools Council, London 2016.
- Nuss V, Barben J, Laborde C, Vovelle J, Deidda M, Mihai A-M, et al. Factors determining the choice of a career in geriatrics among students in geriatric in-hospital training: A prospective study of 74 medical students. Geriatrics. 2020;5(4):87.