Vorig jaar kwam ik uitgerust en vol energie terug van mijn vakantie en het eerste wat mij ter ore kwam was een negatief verhaal over de verpleeghuizen. Zomertijd is komkommertijd. Maar gelukkig is er voor journalisten altijd wel wat negatiefs te vinden over de verpleeghuiszorg.
Zomertijd is dan ook bij uitstek de tijd waarin de media de schrijnende gevallen eens flink tegen het licht houdt en er vanuit de maatschappij weer ‘ach en wee’ geroepen kan worden. Ach en wee, wat zijn die verpleeghuizen toch slecht. Ook het rapport van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) van juni dit jaar liegt er niet om. Net voor de zomer, maar het bericht is daardoor niet minder schokkend. Onze verpleeghuiszorg is slechts in 1 op de 10 gevallen op orde. 'AUW'!
Bij het lezen van dit soort rapporten en andere berichtgeving over onze verpleeghuiszorg bemerk ik de laatste tijd wat ambivalente gevoelens. Meestal trek ik vol ten strijde voor het vak en proclameer ik de positieve aspecten van het verpleeghuis, de belevingsgerichte zorg, de heilzame werking van een beschermde omgeving en het professionele behandelteam. Maar een dag later zakt de moed me in de schoenen als ik het zorgplan van een willekeurige patiënt bekijk (u weet vast wel wat ik bedoel).
Of, erger nog, moet waarnemen dat het verzorgend personeel met onverholen desinteresse voor hun omgeving gezamenlijk in de tuin de koffie drinkt terwijl patiënten met het haar in pieken en de veters los, verdwaasd op zoek zijn naar het toilet, hun moeder of hun eigenheid.
Dus zo af en toe vraag ik me af;
hoe goed is onze verpleeghuissector eigenlijk?
Dus zo af en toe vraag ik me af; hoe goed is onze verpleeghuissector eigenlijk? En belangrijker nog; wat is onze rol daarin? Het is natuurlijk heel verleidelijk om te denken dat dergelijke berichtgeving niet over ons gaat. Dat wij, als behandelaars, altijd alles goed op orde hebben. Dat het ligt aan de slechte personele bezetting, hun gebrekkige kennis of de verkeerde bestuurder met de steeds wisselende managers en bezuinigingen. Of dat er al heel veel verbeterd is en de IGZ alleen maar vervelend doet en op alle slakken zout legt. Wat mij betreft zijn dat allemaal excuses. Ik denk dat we dit signaal van de IGZ heel serieus moeten nemen. En dat we ons ook aangesproken moeten voelen. Ik weet het en u weet het ook; er kan veel beter in onze sector. Dat ligt deels bij de overheid en bestuurders, maar zeker ook voor een belangrijk deel bij ons. En natuurlijk ligt het probleem deels bij het verzorgend personeel. Maar zou een chirurg gaan opereren als hij geen goede operatie-assistent had, maar alleen een nivo 2 verzorgende? Of als de anaesthesist wegbezuinigd werd?
Wat mij betreft heeft u als specialist ouderengeneeskunde een belangrijke taak binnen de verpleeghuissector. Ten eerste; blijf strijden voor voldoende gekwalificeerd verzorgend personeel. Geef aan waar de knelpunten liggen en meld het bij management en bestuur als er sprake is van onacceptabele risico’s. Zeg vaker ‘Nee, zo kan het niet’ en geef vervolgens aan wat u nodig hebt voor kwalitatief goede zorg en behandeling.
Ten tweede; onderwerp u en uw vakgroep regelmatig aan een zelfonderzoek. Bent u up-to-date? Heeft u een jaarplan met doelen en ambities? Kunt u laten zien wat u doet en doet u dat zo efficiënt mogelijk? En hoe staat het met het multidisciplinaire werken?
En als laatste; verlies de moed niet. Ondanks de komkommertijd. Ondanks de beperkingen van onszelf en onze zorgende collega’s. Ondanks het feit dat het lijkt alsof er alleen maar negatief gesproken wordt over de verpleeghuizen, er nooit wat lijkt te veranderen en er alleen maar afbraak is. Want u weet het en ik weet het ook; in verpleeghuizen wordt optimale integrale zorg en behandeling geleverd aan mensen waar de maatschappij niet meer voor kon of wilde zorgen. Mensen waar menig ziekenhuisspecialist geen raad mee weet en waarvan de verpleegkundigen uit het ziekenhuis opgelucht ademhalen als we ze weer van hen overnemen. Dus ergens doen we toch wat goed.
Auteur(s)
- Nienke M. Nieuwenhuizen, specialist ouderengeneeskunde