Hora-est: Managing the future care burden of stroke
Evaluation of an integrated care pathway including early hospital discharge with rehabilitation planning in the nursing home’
Specialist ouderengeneeskunde Ron Heijnen verdedigde op donderdag 28 juni aan de Universiteit Maastricht zijn proefschrift ‘Managing the future care burden of stroke. Evaluation of an integrated care pathway including early hospital discharge with rehabilitation planning in the nursing home’. Heijen evalueert in zijn proefschrift een nieuw zorgmodel voor patiënten die een CVA doorgemaakt hebben. Het model combineert vroeg ontslag uit het ziekenhuis met een beoordeling van het revalidatiepotentieel en revalidatieplanning in het verpleeghuis.
In de inleidende presentatie schetste hij de ontwikkelingen van de afgelopen vijftien jaar die hebben geleid tot het ontstaan van dit nieuwe zorgmodel in de regio Maastricht. Daarna volgde een toelichting op zijn onderzoeksdesign. Het onderzoek betrof een niet gerandomiseerde vergelijkende studie naar de effecten van een nieuw zorgmodel voor patiënten na het doormaken van een CVA. In het nieuwe zorgmodel was het doel patiënten binnen vijf dagen van het ziekenhuis naar het verpleeghuis te ontslaan, in vergelijking met tien dagen bij de controlegroep. In de interventiegroep vond binnen vijf dagen een gestructureerd assessment plaats gericht op een adequate revalidatieplanning. Deelnemers aan de studie werden tot zes maanden na hun CVA gevolgd. De primaire uitkomstmaten waren de ervaren kwaliteit van leven en activiteiten van het dagelijks leven van de patiënt. Daarnaast werd een economische evaluatie van het nieuwe zorgmodel uitgevoerd. Tot slot werden de ervaringen en meningen van de patiënten ten aanzien van het nieuwe zorgmodel geëvalueerd.
De leden van de corona debatteerden met de promovendus over de opzet van het design en de toch enigszins teleurstellende resultaten. Het is namelijk niet gelukt om patiënten binnen vijf dagen uit het ziekenhuis te ontslaan. De gemiddelde verblijfsduur in het ziekenhuis was in beiden groepen gelijk (gemiddeld negen dagen). Hiervoor werden een aantal redenen genoemd. Het lukte niet altijd om patiënten binnen de gestelde termijn van vijf dagen medisch stabiel te krijgen, waardoor overplaatsing niet haalbaar was. Daarnaast was men in het ziekenhuis door veelvuldige wisselingen van het personeel niet altijd op de hoogte van de gemaakte afspraken. Heijnen gaf aan dat een zorgvuldige implementatie van het nieuwe zorgmodel voor hem de belangrijkste les was die hij uit zijn promotieonderzoek heeft getrokken. Hoogleraar huisartsgeneeskunde Metsemakers vroeg zich af of een betere voorbereiding mogelijk zou zijn geweest. Hij wilde graag weten in hoeverre de verkregen resultaten zouden zijn beïnvloed door natuurlijke veranderingen, doordat patiënten uit Maastricht zijn vergeleken met patiënten uit Eindhoven. Dit over een periode die in totaal zevenentwintig maanden heeft geduurd. Volgens Heijen waren eventuele natuurlijke veranderingen voor beide groepen gelijk. Als belangrijkste les werd opnieuw benoemd dat implementatie van het zorgmodel zorgvuldiger had moeten gebeuren.
Wilco Achterberg, hoogleraar in de institutionele zorg en ouderengeneeskunde, wilde graag weten wat de promovendus inhoudelijk het belangrijkste aandachtspunt vond. Volgens de promovendus was de functionele prognose voor de patiënt het meest belangrijk en heeft de patiënt baat bij multidisciplinaire zorgverlening, los van de plaats van zijn verblijf. Samenwerking tussen diverse zorgverleners is hierbij volgens Heijnen hét sleutelwoord.
Hoogleraar De Groot, gezondheidseconoom, focuste op het ontslag binnen vijf dagen uit het ziekenhuis. Het debat met de hoogleraar ging over de ligduur in het ziekenhuis van een patiënt na het doormaken van een CVA. Is deze wel te bekorten en wat is hiervoor minimaal nodig? Heijnen is er van overtuigd dat het wel moet lukken om patiënten binnen vijf dagen uit het ziekenhuis te ontslaan. Voordat patiënten echter naar een vervolgsetting toe kunnen moet de nodige diagnostiek hebben plaatsgevonden en dient de patiënt in een medisch stabiele toestand te verkeren. De beslissing over overplaatsing ligt uiteindelijk bij de neuroloog. Volgens De Groot moet de conclusie misschien zijn dat het niet mogelijk is om de ligduur in het ziekenhuis te bekorten.
Maria Dolders, beleidsmedewerker bij Verenso wilde graag weten van de promovendus hoe hij een eventuele vervolgstudie zou opzetten en wat daarbij zijn belangrijkste aandachtspunten zijn. Heijnen zou aan het zorgmodel niets willen wijzigen. Hij is ervan overtuigd dat als de implementatie en borging van het zorgmodel in de onderzoeksgroep beter was geweest, dit ook af te lezen zou zijn uit de resultaten van zijn promotieonderzoek. De inzet van een CVA-ketencoördinator zou hierbij een belangrijke voorwaarde kunnen zijn.
In hoofdstuk 6 van het proefschrift presenteerde Heijnen de resultaten van de ervaringen van patiënten met het nieuwe zorgmodel. De patiënten waren tevreden over het zorgmodel. Alles was volgens hen goed verlopen en men was tevreden. Van Oostenbrugge, hoogleraar neurologie plaatste enkele kanttekeningen bij de betrouwbaarheid van dit deel van het onderzoek, gezien het tijdstip van afname van de interviews. In hoeverre zijn patiënten nog in staat om adequate antwoorden te geven over een hectische periode in hun leven die thans achter hen ligt? Een terecht punt, beaamde de promovendus. Het bepalen van een geschikt tijdstip voor een interview, door de grote emotionele belasting die het doormaken van een CVA voor de patiënt met zich meebrengt, is en blijft moeilijk. Ondanks dat dit geen makkelijke opgave is benadrukte Heijnen dat ervaringen vanuit patiëntperspectief belangrijk zijn en er meer aandacht zou mogen zijn voor de communicatie met de patiënt en zijn mantelzorgers over het verloop van het revalidatieproces.
Concluderend werd gesteld dat dit geïntegreerde zorgmodel voor CVA-patiënten, mits volledig geïmplementeerd, de druk op de ziekenhuisbedden verlaagt, met behoud van de hoge kwaliteit van CVA-zorg en verlaging van de zorgkosten. Alvorens tot brede implementatie van het zorgmodel over te gaan adviseerde Heijnen om in een vervolgstudie nogmaals de effecten hiervan (na een volledige implementatie) te analyseren.