Leve de specialist ouderengeneeskunde-generalist!
Kaderartsen binnen het specialisme ouderengeneeskunde: verrijking of bedreiging?
Verrijking
De geschiedenis van het specialisme ouderengeneeskunde is nog jong. Ruim veertig jaar geleden ontstond de Nederlandse Vereniging van Verpleeghuis Artsen (NVVA), voorloper van Verenso en vanuit de NVVA werden scholingen opgezet voor artsen werkzaam in het verpleeghuis. In 1989 startte de opleiding tot verpleeghuisarts, in 1990 werd het specialisme als specialisme erkend door de KNMG, kaderartsopleidingen bestaan ruim 10 jaar en kaderartsregisters bestaan sinds ruim 2 jaar.
Terugblikkend valt op dat ‘ervaren gebrek aan kennis/vaardigheid’ tot ‘niet-formele ’scholing leidde, daarna een ‘formele opleiding’ ontstond en dat ‘erkenning’ in de vorm van specialistenregister en kaderartsen register daarna volgde (formele regelgeving volgt ontwikkelingen in de praktijk).
Vanuit het perspectief van de patiënt, en vanuit het perspectief van de arts, die de zorg aan die patiënt verleent kun je mijns inziens bovenstaande ontwikkeling richting ‘kaderarts’ alleen positief duiden. Een kaderarts heeft zich immers bekwaamd in een deel van het vak waarvan de patiënt die dat nodig heeft profijt heeft. Kaderartsen zijn een verrijking!
Bedreiging
Zijn er ook bedreigingen? Ja, die zijn er en het helpt om daar zicht op te krijgen door vanuit verschillende perspectieven naar het fenomeen kaderarts te kijken.
Allereerst vanuit de patiënt. De kaderarts kan een superspecialist worden die zijn generalistische vaardigheid verliest als hij alleen focust op het kaderarts-topic. Heeft deze kaderarts nog voldoende oog/vaardigheid als generalistische specialist ouderengeneeskunde in de breedte?
Ten tweede vanuit de generalistische specialist ouderengeneeskunde, die geen kaderarts is (dit perspectief raakt ook het perspectief van de beroepsvereniging van specialisten ouderengeneeskunde). Als er voor grote delen van het vakgebied ‘subspecialismen’ (superspecialismen!?) bestaan (psychogeriatrie; geriatrische revalidatie; palliatieve zorg; werken als specialist ouderengeneeskunde in de eerste lijn), wat is dan de taak- en rolverdeling tussen generalistische specialist ouderengeneeskunde en kaderarts-specialist ouderengeneeskunde? Blijft er nog ruimte voor de generalistische specialist ouderengeneeskunde?
Ten derde vanuit de ‘omgeving’ (verzekeraars/patiëntenorganisaties): formele registers, bij KNMG en bij beroepsverenigingen, leiden tot ‘eisen’ aan zorgaanbieders vanuit verzekeraars en patiëntenorganisaties. Hospice-zorg bieden? Prima, maar dan wel een specialist ouderengeneeskunde die kaderarts palliatieve zorg is. Geriatrische revalidatie zorg bieden: akkoord, mits er een kaderarts geriatrische revalidatie aan uw afdeling verbonden is.
Ten vierde vanuit de opleidingsinstituten. Wat is de waarde van opleiding tot specialist ouderengeneeskunde als je daarna nog een subspecialisme opleiding moet doen? Tijd om de opleiding aan te passen en/of uit te breiden?
Of deze bedreigingen berusten op terechte aannames door de betrokkenen (patiënt, generalistische specialist ouderengeneeskunde, verzekeraars/patiëntenorganisaties/opleidingsinstituten) is betwistbaar. Feit is wel dat dit soort fenomenen plaatsvindt. De geschiedenis van de algemene heelkunde en de interne geneeskunde, met hun diversiteit aan deelspecialismen, vormen een niet na te volgen voorbeeld. Die kant moeten wij niet op in de ouderengeneeskunde: steeds verdergaande specialisatie is niet waar de oudere patiënt met complexe multipele problematiek op zit te wachten. Nodig is een generalist die het geheel overziet en de patiënt zelf kan behandelen.
Hoe kunnen we verder
Binnen het generalistische specialisme ouderengeneeskunde is er zeker plaats voor verdieping en verrijking: die behoefte en noodzaak is er vanuit de praktijk (zie boven). De kwetsbare oudere is echter bij uitstek gebaat bij een brede generalistische specialist ouderengeneeskunde: dat is de basis voor goede zorg aan kwetsbare ouderen. Lang leve wat mij betreft de generalistische specialist ouderengeneeskunde!
Bij de herziening van het landelijk opleidingsplan van de specialist ouderengeneeskunde krijgen de deelgebieden van het specialisme ouderengeneeskunde (geriatrische revalidatie, de psychogeriatrie, het werken als specialist ouderengeneeskunde in de eerste lijn, palliatieve zorg) in modulair onderwijs meer en gerichter aandacht. Dat brengt qua kennis en vaardigheid de specialist ouderengeneeskunde op een hoger peil. De opleidingsinstituten passen daarmee de opleiding aan in de richting van de behoefte aan kennis en vaardigheid van de specialist ouderengeneeskunde van de toekomst.
Maakt dat verdieping na de opleiding en daarmee kaderartsopleidingen/registers overbodig? Nee, dat denk ik niet. In de kaderopleidingen zal mijns inziens, naast verdieping op inhoud, er veel aandacht moeten zijn voor de rol van de kaderarts als consulent, ‘extra deskundige’ binnen een vakgroep van specialisten ouderengeneeskunde. Exclusief claimen van een subdomein ten koste van de generalistische specialist ouderengeneeskunde zonder kaderopleiding hoort daar niet bij en aandacht voor claimgevaar hoort een onderdeel van de kaderopleidingen zijn.
Voor de formele registervorming en beeldvorming naar extern (verzekeraars, patiëntenorganisaties) kan het helpen om nauwkeuriger en beter te ‘framen’. Nu gebruikt Verenso de term ‘subspecialismen’ in de informatie over kaderopleidingen.1 Dat kan ook anders: bijzondere bekwaamheden kan bijvoorbeeld ook als ‘label’ gebruikt worden.
Terug naar de titel tot slot, als samenvatting
Kaderartsen zijn een verrijking: de zorg voor specifieke groepen kwetsbare ouderen is erbij gebaat. In het herziene opleidingsplan voor het specialisme ouderengeneeskunde is die verrijking ingebed in de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde: de verrijkte generalistische specialist ouderengeneeskunde van de toekomst.2 Daarnaast blijft er ruimte voor de kaderarts: diens eerdere rol van inhoudelijk pionier verschuift naar een rol van consulent/adviseur voor de generalistische specialist ouderengeneeskunde met een surplus aan kennis/ervaring op een specifiek domein. Verstandig ‘framen’ van registerbenamingen is noodzakelijk om te waken voor sub/superspecialismen binnen het specialisme ouderengeneeskunde met het oog op goede medische zorg aan kwetsbare ouderen. Leve de specialist ouderengeneeskunde-generalist!
Auteur(s)
- Dr. Martin Smalbrugge, specialist ouderengeneeskunde en hoofd opleiding specialisme ouderengeneeskunde, GERION, afdeling huisartsgeneeskunde en ouderengeneeskunde, VUmc, Amsterdam
Literatuur