App Icoon

Klaar, naar Verenso tijdschrift

Visie eerstelijnszorg 2030

een kwalitatieve analyse van de mogelijkheden en aandachtspunten vanuit het perspectief van specialisten ouderengeneeskunde  

 
Visie-1e-lijnszorg.png

Anne Hovenkamp

 

Samenvatting

Achtergrond
Vanwege de vergrijzing is er een toenemende druk op zorgprofessionals in de eerstelijnszorg. Ter versterking van de organisatie van de eerste lijn is dit jaar de 'Visie eerstelijnszorg 2030' gepubliceerd. Het doel van de visie is de zorg in de eerste lijn betaalbaar en toegankelijk te houden.

Doel
Dit artikel beschrijft een onderzoek naar de wijze waarop specialisten ouderengeneeskunde kijken naar de eerstelijnszorg en welke mogelijkheden en aandachtspunten zij zien. Daarbij is gekeken of

  1. scenario´s voor specialisten ouderengeneeskunde en kwetsbare thuiswonende ouderen kunnen worden opgesteld,  en
  2. de wijze waarop de doelgroep van kwetsbare ouderen wordt gedefinieerd en geïdentificeerd door specialisten ouderengeneeskunde. 

Methode
Het onderzoek bestond uit semigestructureerde interviews met specialisten ouderengeneeskunde en een documentanalyse van de zorginkoopdocumenten van vier grote zorgverzekeraars. De transcripten en documentanalyse zijn geanalyseerd middels een thematische inductieve analyse.

Resultaten
In totaal zijn vijf specialisten ouderengeneeskunde geïnterviewd. Uit de interviews komen de volgende thema’s naar voren: samenwerking in de eerstelijnszorg, rolinvulling van de specialist ouderengeneeskunde,  randvoorwaarden, regionale samenwerking en mandatering, toegang tot de specialist ouderengeneeskunde. Allen zijn van belang voor de implementatie van de visie eerstelijnszorg.  

Conclusie
Het is nog te vroeg om scenario’s te schetsen voor specialisten ouderengeneeskunde en kwetsbare thuiswonende ouderen in het kader van de 'Visie eerstelijnszorg 2030'. Dit komt doordat:

  1. wijksamenwerkingsverbanden tussen zorgprofessionals nog volop in ontwikkeling zijn;
  2. de rolinvulling van de specialist ouderengeneeskunde nog niet optimaal is;
  3. belangrijke randvoorwaarden, zoals een goede uitwisseling van patiëntgegevens, ontbreken,;
  4. regionale organisatievormen en mandatering nog niet zijn georganiseerd;
  5. de patiëntengroep wordt door specialisten ouderengeneeskunde eenduidig gedefinieerd. De toegang tot deze patiëntengroep verloopt primair via de huisarts. Hierin zijn verbeteringen mogelijk.

Introductie

Een sterke eerstelijnszorg heeft een grote rol in het verbeteren van de (volks)gezondheid en de betaalbaarheid en toegankelijkheid van de gezondheidszorg.¹ Vanwege de vergrijzing en de toenemende druk op verschillende zorgorganisaties in de eerste lijn is in januari 2024 de 'Visie eerstelijnszorg 2030' gepubliceerd. Deze visie komt voort uit het Integraal Zorg Akkoord (IZA) en is ontwikkeld door een kerngroep van partijen in de eerste lijn, bestaande uit landelijke koepelorganisaties en beroepsverenigingen.A Het voornaamste doel van de visie is het behouden van toegankelijkheid van zorg en behandeling voor iedereen die dat nodig heeft, waarbij de eerstelijnszorg tevens bijdraagt aan gelijkwaardige kansen op een goede gezondheid. Om dit te realiseren wordt ingezet op een sterkere organisatie van de eerstelijnszorg. Een (vaste) huisarts vormt samen met de wijkverpleegkundige, apotheker en sociaal werker de basis voor het bieden van eerstelijnszorg in een wijksamenwerkingsverband, in bijvoorbeeld de wijk, streek of het dorp. Afhankelijk van de zorgbehoefte kunnen diverse andere professionals betrokken worden.2

In de 'Visie eerstelijnszorg 2030' wordt de sterk groeiende groep oudere mensen met een kwetsbare gezondheid genoemd, waarbij een multidisciplinaire benadering van zorg en behandeling belangrijk is. Voor kwetsbare ouderen maken specialisten ouderengeneeskunde volgens de visie bij voorkeur deel uit van het wijkverband.2 In het IZA is bovendien een rol weggelegd voor de specialist ouderengeneeskunde om de juiste zorg op de juiste plek te bieden en daarmee ‘verkeerde bedden’ in de acute medisch specialistische zorg te verminderen.3 De kwetsbare thuiswonende oudere wordt echter niet gespecificeerd, noch in het IZA, noch in de 'Visie eerstelijnszorg 2030'.2,3

Momenteel werkt de specialist ouderengeneeskunde al actief in de eerste lijn. De specialist ouderengeneeskunde kan in de thuissituaties hulp bieden bij complexe zorg- en behandelvragen van kwetsbare thuiswonende ouderen. Dit doet de specialist ouderengeneeskunde door in samenspraak met de patiënt de belangrijkste hulpvragen in kaart te brengen, zo nodig diagnostiek te doen en, al dan niet multidisciplinair, een behandelplan op te stellen. Naast het voorkomen, uitstellen of verkorten van (ziekenhuis)opnames, wordt daarbij zoveel mogelijk behoud van kwaliteit van leven nagestreefd.4 Vanuit deze werkwijze kan de specialist ouderengeneeskunde binnen de eerstelijnszorg bijdragen aan de 'Visie eerstelijnszorg 2030' door kwetsbare thuiswonende ouderen zo lang mogelijk veilig en verantwoord thuis te laten wonen. Indien nodig kan de specialist ouderengeneeskunde de overgang naar het verpleeghuis zo goed mogelijk laten verlopen.4 

Bekostiging is een struikelblok bij het betrekken van de specialist ouderengeneeskunde in de eerstelijnszorg. De bekostiging voor patiënten zonder Wlz-indicatie is georganiseerd vanuit het basispakket van de zorgverzekeraar met de Geneeskundige Zorg voor Specifieke Patiëntgroepen (GZSP). Binnen de GZSP kan echter enkel direct patiëntencontact of contact met verwijzend (huis)arts worden gedeclareerd. Indirecte tijd, bijvoorbeeld een multidisciplinair overleg (MDO), wordt niet afzonderlijk als prestatie vergoed.5

Hoewel zowel het IZA als de 'Visie eerstelijnszorg 2030' inzetten op een sterkere eerstelijnszorg en daarbij de dubbele vergrijzing onderschrijven, zijn de kaders waarbinnen de specialist ouderengeneeskunde in de eerstelijnszorg kan bewegen nog verre van duidelijk. Dit maakt dat nog veel werk verzet moet worden alvorens de expertise van de specialist ouderengeneeskunde in de eerstelijnszorg zo optimaal mogelijk kan worden benut. Deze kaders zijn ook nodig om de bekostiging van de specialist ouderengeneeskunde goed vorm te kunnen geven.

In dit artikel onderzoeken we :

  1. wat in het kader van de 'Visie eerstelijnszorg 2030' mogelijke scenario’s zijn voor specialisten ouderengeneeskunde en kwetsbare thuiswonende ouderen om zorg en behandeling te organiseren, en
  2. hoe deze groep kwetsbare thuiswonende ouderen daarbij kan worden gedefinieerd en geïdentificeerd, met als doel de betrokkenheid van de specialist ouderengeneeskunde te optimaliseren.

Daarbij hanteren we de volgende definities:

  • Regiebehandelaar: en regiebehandelaar ziet er in elk geval op toe dat (a) de continuïteit en de samenhang van de zorgverlening aan de cliënt wordt bewaakt en waar nodig een aanpassing van de gezamenlijke behandeling in gang wordt gezet; (b) er adequate informatie-uitwisseling en voldoende overleg is tussen bij de behandeling betrokken zorgverleners; en (c) er één aanspreekpunt is voor het tijdig beantwoorden van vragen over de behandeling van de cliënt of dienst naaste betrekking(en). De regiebehandelaar hoeft niet zelf aanspreekpunt te zijn.7
  • Kwetsbare thuiswonende ouderen: kwetsbare mensen met een complexe zorgvraag in de thuissituatie zonder indicatie voor langdurige zorg, die (GZSP) zorg en behandeling ontvangen door specialisten ouderengeneeskunde en andere behandelaren in nauwe samenwerking met de huisarts en het eigen zorgnetwerk van de patiënt.4

Methode

Om te onderzoeken wat mogelijke scenario’s zouden kunnen zijn voor specialisten ouderengeneeskunde en kwetsbare thuiswonende ouderen, is een kwalitatieve studie uitgevoerd. De kwalitatieve studie bestond uit interviews met vijf specialisten ouderengeneeskunde en een documentanalyse van zorginkoopdocumenten van vier grote zorgverzekeraars.

Voorafgaand aan de interviews is een interview guideline ontworpen met als doel het in kaart brengen van de huidige betrokkenheid en visie ten aanzien van de eerstelijnszorg. Een kleine groep specialisten ouderengeneeskunde, allen werkzaam als kaderarts eerste lijn, werd direct per mail benaderd om deel te nemen. Allen hebben toegezegd om deel te nemen aan het onderzoek.

De interviews zijn via beeldbellen (n=3), telefonisch (n=1) of in persoon (n=1) afgenomen door de auteur van dit artikel. De interviews zijn afgenomen tussen 22 april en 3 mei 2024. Voorafgaand aan elk interview werd voor het opnemen van het interview, het transcriberen van de opname en de verwerking van de gegevens toestemming gevraagd. Het verslag werd ter goedkeuring voorgelegd aan de geïnterviewde. Eventuele aanpassingen zijn verwerkt in het definitieve verslag. De verslagen van de interviews zijn geanalyseerd door twee personen. In overleg zijn vervolgens overkoepelende thema’s bepaald (thematische inductieve analyse).  

Voor de documentanalyse zijn de zorginkoopdocumenten van de vier grootste verzekeraars in Nederland doorgenomen. De volgende zorginkoopdocumenten zijn geanalyseerd: Zilveren Kruis zorginkoopbeleid 2025-2026,8 CZ zorginkoopbeleid 2025-2026,9 Menzis zorginkoopbeleid 202510 en VGZ zorginkoopbeleid 2025.11 Twee zorgverzekeraars hebben een doorlooptijd van het beleid van één jaar (2025). De andere twee zorgverzekeraars hebben een doorlooptijd van twee jaar (2025 en 2026), waarvan één zorgverzekeraar een optie tot een derde jaar (2027) open laat. Alle documenten waren online vrij beschikbaar. De documenten zijn thematisch geanalyseerd door twee personen, en werden vervolgens vergeleken met de overkoepelende thema’s uit de interviews.

Resultaten

De vijf geïnterviewden zijn in verschillende delen van Nederland werkzaam en allen kaderarts eerste lijn. Uit de interviews komen vijf thema’s naar voren:

  1. samenwerking in de eerstelijnszorg
  2. rolinvulling van de specialist ouderengeneeskunde
  3. randvoorwaarden
  4. regionale samenwerking en mandatering
  5. toegang tot de specialist ouderengeneeskunde

We werken de thema’s hieronder inhoudelijk uit. Per thema beschrijven we ook of en op welke wijze zij terugkomen in de zorginkoopdocumenten van de vier grote zorgverzekeraars.

1. Samenwerking in de eerstelijnszorg
Samenwerking wordt door de geïnterviewde specialisten ouderengeneeskunde als een belangrijk onderdeel gezien van de eerstelijnszorg. De samenwerking met zowel huisarts (en/of praktijkondersteuner (POH)) als wijkverpleegkundige, sociaal werker en apotheker wordt belangrijk gevonden. Elkaar kennen en elkaar weten te vinden is daarbij van belang.

Tegelijkertijd zijn tussen de geïnterviewde specialisten ouderengeneeskunde grote verschillen in of, en hoe, zij betrokken zijn in wijksamenwerkingsverbanden. Van de geïnterviewde specialisten ouderengeneeskunde benoemt één specialist ouderengeneeskunde deel te nemen aan wijksamenwerkingsverbanden. De andere geïnterviewde specialisten ouderengeneeskunde zijn geen onderdeel van wijksamenwerkingsverbanden. Bij allemaal is sprake van samenwerking tussen de specialist ouderengeneeskunde en huisarts. De samenwerking met de wijkverpleegkundige, een sociaal werker en apotheker verschilt per geïnterviewde. Met name de samenwerking met sociaal werker en apotheker is nog weinig aanwezig. Van beiden wordt echter belangrijk gevonden dat ze deelnemen aan het wijksamenwerkingsverband, structureel of indien nodig.  

“Het begint eigenlijk met de MDO’s, en dan ook met de wijkverpleging. En op een gegeven moment zal je zien dat de huisartsen je kennen en je weten te vinden. Want als ik eerlijk mag zijn: ik geef vaak mijn privénummer en ik word vaak op mijn privénummer gebeld. (…) Ze weten me te vinden maar het is wel heel erg individueel.” Respondent 4.

“Ja de (samenwerking met, red.) apotheker, die speelt eigenlijk op dit moment helemaal
geen rol nu bij ons…” Respondent 2.

Hoewel één specialist ouderengeneeskunde vanwege voldoende bezetting zich niet bezighoudt met taakherschikking, zien alle specialisten ouderengeneeskunde het belang van taakherschikking. Deze taakherschikking heeft bij de geïnterviewde specialisten ouderengeneeskunde een met name verticale vorm, waarbij een basisarts, verpleegkundig specialist of physician assistant de werkzaamheden van de specialist ouderengeneeskunde uitvoert in samenspraak met de specialist ouderengeneeskunde. Schaarste (een tekort aan specialisten ouderengeneeskunde) is bij drie van de geïnterviewden een belangrijke reden voor taakherschikking. Eén specialist ouderengeneeskunde benoemt inzet van de verpleegkundig specialist en/of physician assistant vanuit kwaliteitsoogpunt.

“Dus het is heel ja gelijkwaardig en waardevol en ik denk dat zij nog iets beter zijn in de zorgdiagnostiek met name. (…) Ja, ik denk niet dat het is van: ‘We hebben schaarste, wie kan ons helpen?’ Het is echt vanuit kwaliteitsoogpunt heel fijn dat we op deze manier kunnen werken.” Respondent 2.

Als we kijken naar de zorginkoopdocumenten, dan zien we dat alle zorgverzekeraars focussen op de eerstelijnszorg en de samenwerking met de huisarts binnen de eerstelijnszorg. Taakherschikking wordt door twee zorgverzekeraars benoemd in het zorginkoopdocument, waarbij de specialist ouderengeneeskunde de mogelijkheid geboden wordt om de zorg te herschikken naar een verpleegkundig specialist of physician assistant.

2. Rolinvulling van de specialist ouderengeneeskunde
De geïnterviewde specialisten ouderengeneeskunde werken met name als consulent of medebehandelaar in de eerstelijnszorg. Alle specialisten ouderengeneeskunde zien voor zichzelf ook een rol weggelegd als regiebehandelaar, maar dit is nog geen gemeengoed. Eén specialist ouderengeneeskunde benoemt soms regiebehandelaar te zijn, met name bij cognitieve klachten en probleemgedrag bij een patiënt, omdat daar de grootste vraag ligt bij huisartsen.

“Ja (ik zie mezelf in de rol als regiebehandelaar, red.). Het dilemma nu is bijvoorbeeld; (…) Dan moet ik dus nu een advies (m.b.t. medicatievoorschrift, red.) geven aan de huisarts. En of de huisarts het dan wel of niet overneemt, is maar even de vraag. Ik kan het op dit moment dus nog niet voorschrijven in de eerste lijn. En dat is natuurlijk wel raar.” Respondent 5.

Bij het regiebehandelaarschap worden uitdagingen benoemd, zoals het voorschrijven van medicatie en 24/7 beschikbaarheid. De 24/7 beschikbaarheid behoort volgens drie geïnterviewde specialisten ouderengeneeskunde tot het regiebehandelaarschap. Hierbij wordt echter met name een uitdaging in de personele bezetting gezien.

“Ik denk als je echt regiebehandelaar bent, (…) dan moet je ook je diensten daarnaar aanpassen, zeg maar. Dat lijkt me best een dingetje dus daar moet dan ook naar gekeken worden.” Respondent 3.

Specialisten ouderengeneeskunde zien in de eerstelijnszorg een taak primair als arts voor zichzelf weggelegd, waarbij de rol van de specialist ouderengeneeskunde in de eerstelijnszorg met name medisch-inhoudelijk wordt ingevuld. Onderwerpen die hierbij genoemd werden, zijn: complexiteit/problematiek van patiëntengroep, het voorschrijven en monitoren van medicatie, proactieve zorgplanning en het poortwachterschap. Drie specialisten ouderengeneeskunde zien zichzelf eventueel als poortwachter, waarbij zelfstandig verwijzen naar een medisch specialist en buiten kantoortijden beschikbaar zijn, genoemd worden.  

“Wij zijn natuurlijk ook poortwachter zodra iemand op een afdeling in het verpleeghuis beland. Ehm, ja, ik kan me voorstellen dat wij ook doorverwijzen of niet. (...) Dus, ja, nu gaat het een beetje omslachtig van, het is toch wel fijn dat de neuroloog meekijkt, en dan maakt de huisarts die verwijzing maar, ja, ik denk dat dat prima door ons zou kunnen gebeuren.” Respondent 1.

In de zorginkoopdocumenten wordt de rolinvulling van de specialist ouderengeneeskunde zeer beperkt omschreven. Als de rolinvulling al beschreven wordt, dan is dat in de hoedanigheid van consulent. In geen enkel document wordt gesproken over mede- of regiebehandelaarschap in de eerstelijnszorg. Twee zorgverzekeraars benoemen dat de specialist ouderengeneeskunde ‘kennis en expertise’ heeft, maar dit wordt niet verder gespecificeerd.

3. Randvoorwaarden
Alle geïnterviewde specialisten ouderengeneeskunde noemen bekostiging als randvoorwaarde voor hun werk in de eerstelijnszorg. Dit betreft bekostiging van zowel directe patiëntenzorg, als overstijgend voor deelname aan overleggen, zoals MDO’s en regionale overleggen. Andere randvoorwaarden die genoemd worden, zijn een gedeeld medisch dossier en een effectief communicatiemiddel. Bij gebrek aan een gedeeld medisch dossier en een effectief communicatiemiddel blijken nu vaak diverse communicatiemiddelen gebruikt te worden, zoals bellen, mailen en een verscheidenheid aan andere digitale applicaties (Siilo, whatsapp, cBoards, VIPLive).

“Dat je sommige dingen gewoon kan overdragen (aan medisch specialisten in het ziekenhuis, red.). We zijn nu bezig, bijvoorbeeld, met hoe zorgen we er nou voor dat als wij een PZP (proactieve zorgplanning, red.) gesprek hebben gedaan dat iedereen daar vanaf weet? Dat, nou ja, hoe communiceer je dat.” Respondent 3.

Ook de organisatie en bijkomende visie van de organisatie is bepalend. Het is belangrijk dat de werkgever de eerste lijn ook belangrijk vindt en de werkzaamheden van de specialist ouderengeneeskunde in de eerstelijnszorg faciliteert. Complicerende factor daarbij is dat de werkzaamheden in de eerstelijnszorg momenteel niet kostendekkend zijn, waardoor bij een begrotingstekort de specialist ouderengeneeskunde soms uit de eerste lijn wordt gehaald.

“Er zijn echt wel instellingen die vanwege de niet-passende financiering zeggen: We halen onze specialist ouderengeneeskunde uit de eerste lijn.” Respondent 2.

In geen van de zorginkoopdocumenten van de zorgverzekeraars is aandacht voor de randvoorwaarden van de werkzaamheden van de specialist ouderengeneeskunde.

4. Regionale samenwerking en mandatering
De regionale samenwerking is in ontwikkeling. Hoewel de meeste geïnterviewde specialisten ouderengeneeskunde deelnemen aan een monodisciplinair regionaal samenwerkingsverband, is deze monodisciplinaire samenwerking met name gericht op (inhoudelijke) kennisuitwisseling. Onder de geïnterviewde specialisten ouderengeneeskunde zijn grote verschillen zichtbaar in hoeverre de multidisciplinaire regionale samenwerkingsverbanden ontwikkeld zijn en in welke mate zij daarbij zijn betrokken. Eén specialist ouderengeneeskunde neemt bijvoorbeeld deel aan een multidisciplinair regionaal samenwerkingsverband met huisartsen en psychologen. Een andere specialist ouderengeneeskunde neemt deel aan een monodisciplinair regionaal samenwerkingsverband waar zowel logistieke, als procesmatige en medisch inhoudelijke onderwerpen besproken worden. En bij een derde specialist ouderengeneeskunde bestaat in de regio wel een multidisciplinair regionaal samenwerkingsverband, maar de specialisten ouderengeneeskunde zijn daar nog geen onderdeel van.

“In onze regio is dat dus, zo’n regionale eerstelijnsorganisatie. Dat is een coöperatief. Daar hebben dus de paramedici zich al heel goed voor georganiseerd, en die zijn vertegenwoordigd daarin. En de specialist ouderengeneeskunde nog niet. En ik vind dat nog wel zoeken, want wij zijn in dienst van de VVT. De bestuurders van onze regio’s die hebben dan contact en wij willen als specialist ouderengeneeskunde in de eerste lijn ook die inspraak. Maar ja, zo’n subsidie van ZonMw kan helpen om dat te gaan organiseren.” Respondent 1.

Voor alle geïnterviewde specialisten ouderengeneeskunde is het zoeken hoe regionale samenwerkingsverbanden, gericht op beleid, en de bijbehorende mandatering van de specialist ouderengeneeskunde gerealiseerd moet worden. Alle geïnterviewde specialisten ouderengeneeskunde worstelen met de regionale mandatering. Twee specialisten ouderengeneeskunde benoemen informeel gemandateerd te zijn, maar geen enkele specialist ouderengeneeskunde weet hoe dit formeel het beste geregeld kan worden. Eén specialist ouderengeneeskunde oppert verkiezingen als methode om de mandatering formeel te regelen.

“Nou formeel heb ik dat (de mandatering, red.) nooit op papier gekregen, maar mijn organisatie zei wel; ga dat maar doen.” Respondent 5.

“Dat we misschien met alle artsen, en ook alle hoofd medische dienst? Ja, hoe zeg je dat? Verkiezingen ofzo? Wij kiezen jou als diegene die ons kan vertegenwoordigen, regionaal. Maar dat hebben wij officieel nog niet, en dat zou mooi zijn.” Respondent 4.

Als we kijken naar de zorginkoopdocumenten, dan zien we dat alle zorgverzekeraars veel aandacht hebben voor de ontwikkeling van regionale samenwerkingsverbanden. De specialist ouderengeneeskunde wordt echter maar door één zorgverzekeraar genoemd als samenwerkingspartner in een regionaal samenwerkingsverband.  

5. Toegang tot de specialist ouderengeneeskunde
De geïnterviewde specialisten ouderengeneeskunde benoemen allemaal eenzelfde groep van kwetsbare patiënten voor wie ze er als arts willen zijn: patiënten met multimorbiditeit, zowel lichamelijk als cognitief, en chronische multidomeinproblematiek. Leeftijd is hierbij geen vast criterium dat wordt genoemd.

Patiënten worden vrijwel altijd doorverwezen via de huisarts. Doorverwijzing is volgens de geïnterviewden afhankelijk van motivatie en expertise van de huisarts en niet zozeer van zorgbehoefte van de patiënt. Daarbij geven de geïnterviewden aan dat zij soms graag eerder betrokken zouden zijn.

“Ik denk soms nóg eerder bij problematiek betrokken worden. Wat ik nu zie, want dat is het grootste probleem begrijp ik voor met name de huisarts, dat is de PG-problematiek dat ze ons vragen. Maar ik denk dat ook juist bij een hele grote groep chronisch somatische mensen, die alleen maar achteruit gaan, ook problemen en vragen zijn.” Respondent 5.

"In de wijk is het heel erg maatwerk, vind ik. En de ene huisarts zegt nee, ik kan het helemaal zelf, maar ik heb alleen even advies nodig. Nou, dan doe je dat. Terwijl een andere huisarts die zegt, bij wijze van spreken bij dezelfde type vraag, wil jij dit oppakken en een tijdje begeleiden? Dus het lastige vind ik dat als het gaat om consult of medebehandeling en/of regiebehandelaar om daar afspraken over te maken omdat die heel individueel zijn en huisartsafhankelijk zijn met wat ze nodig vinden.” Respondent 2.

De geïnterviewde specialisten ouderengeneeskunde benoemen dat doorverwijzing van een kwetsbare thuiswonende oudere afhankelijk is van de huisarts, waarbij de kennis en kunde van de huisarts als bepalend wordt ervaren. De specialisten ouderengeneeskunde benoemen voor een betere toeleiding van patiënten drie mogelijkheden, die allemaal via de huisarts lopen. Ten eerste case-finding waarbij het elektronisch patiëntendossier van de huisarts nagelopen wordt op kwetsbare ouderen. Ten tweede door middel van zorgelijke signalen over patiënten die de huisartsenpraktijk bereikt. En tenslotte door middel van periodieke MDO’s, waarbij huisartsen al in een vroeg stadium een mogelijkheid hebben patiënten te bespreken met de specialist ouderengeneeskunde.

“Maar ik denk wel als je dus vaste MDO’s doet in de praktijk dat een huisarts vanzelf een beetje zicht krijgt op wanneer iemand wel bij de specialist ouderengeneeskunde terecht zou kunnen komen. Dus dat is wel een manier om ze eruit te filteren.” Respondent 2.

De zorginkoopdocumenten beschrijven de patiëntengroep waar de specialist ouderengeneeskunde voor ingezet kan worden zeer summier. Twee zorgverzekeraars beschrijven ‘langer thuiswonende ouderen en kwetsbaren met een complexer wordende zorgvraag’ en ‘mensen met het syndroom van Korsakov’ als een groep wat de specialist ouderengeneeskunde voor kan worden ingezet. De andere zorgverzekeraars koppelen patiëntgroepen aan de GZSP en niet specifiek aan de specialist ouderengeneeskunde.

Beschouwing

Dit artikel beschrijft de wijze waarop specialisten ouderengeneeskunde kijken naar hun werk in de eerste lijn vanuit de 'Visie eerstelijnszorg 2030'. Deze visie is in januari 2024 gepubliceerd en momenteel wordt hiervoor een implementatieplan uitgewerkt. In ons onderzoek hebben we gekeken of het mogelijk was scenario’s uit te werken voor specialisten ouderengeneeskunde en kwetsbare thuiswonende ouderen. Tevens hebben we onderzocht hoe specialisten ouderengeneeskunde kwetsbare thuiswonende ouderen definiëren en identificeren.

De resultaten laten zien dat het nog te vroeg is om scenario’s te schetsen voor specialisten ouderengeneeskunde en kwetsbare thuiswonende ouderen vanuit de 'Visie eerstelijnszorg 2030'. Dit heeft verschillende oorzaken. We lichten deze oorzaken hieronder toe.

Ten eerste, de interviews laten zien dat specialisten ouderengeneeskunde het belang zien van samenwerkingsverbanden tussen disciplines, zowel in wijkverband als regionaal. Het samenwerkingsverband tussen disciplines in de eerste lijn is echter nog sterk in ontwikkeling als het aankomt op de zorg voor kwetsbare ouderen. De visie gaat uit van een wijksamenwerkingsverband met huisarts, wijkverpleegkundige, apotheker en sociaal werker. Als het gaat om kwetsbare thuiswonende ouderen zou dit wijksamenwerkingsverband volgens de visie uitgebreid moeten worden met een specialist ouderengeneeskunde.2 Deze samenwerking is echter nog geen gemeengoed. Hoewel door specialisten ouderengeneeskunde veel wordt samengewerkt met huisartsen, is er veel minder contact met andere deelnemers die genoemd worden in het wijksamenwerkingsverband van de visie, zoals wijkverpleegkundige, sociaal werker en apotheker. Dat geldt ook voor het contact met andere disciplines – anders dan in het wijksamenwerkingsverband, zoals fysiotherapeuten. Een van de oorzaken die hiervoor wordt genoemd, is dat overleg tussen disciplines niet wordt vergoed.  

Een tweede complicerende factor is dat de rolinvulling van de specialist ouderengeneeskunde nog niet optimaal is. Momenteel werken specialisten ouderengeneeskunde nog met name als consulent of medebehandelaar. Ook in de zorginkoopdocumenten is momenteel enkel aandacht voor de specialist ouderengeneeskunde als consulent. Alle specialisten ouderengeneeskunde geven echter aan dat een rol als regiebehandelaar ook mogelijk zou moeten zijn. De resultaten sluiten aan bij de definitie zoals omschreven in de handreiking ‘Verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg’ van de KNMG,7 al benadrukken de geïnterviewde specialisten ouderengeneeskunde met name de medisch inhoudelijke rol van het regiebehandelaarschap als arts. De nadruk op de rol van regiebehandelaar van specialisten ouderengeneeskunde in de eerstelijnszorg is in lijn met de gewenste ontwikkelingen in de sector.B, 12

Om de toegang tot de medisch generalistische zorg (MGZ) in de Wlz te verbeteren, is recent een traject gestart om afspraken te maken over de taak- en verantwoordelijkheidsverdeling, onder andere tussen huisartsen en specialisten ouderengeneeskunde. Het convenant MGZ moet meer duidelijkheid verschaffen rondom rolinvulling van de specialist ouderengeneeskunde, ook ten opzichte van de huisarts en de randvoorwaarden die voor een goede samenwerking van belang zijn.13 Het is belangrijk dat deze ontwikkelingen goed worden geborgd in de dagelijkse praktijk én de inkoop van de eerste lijn. Naast een duidelijke rolinvulling, biedt taakherschikking mogelijkheden voor een efficiëntere inzet van specialisten ouderengeneeskunde volgens de geïnterviewden. 

Ten derde missen de specialisten ouderengeneeskunde belangrijke randvoorwaarden voor het werken in de eerstelijnszorg. De geïnterviewde specialisten ouderengeneeskunde benoemen de volgende randvoorwaarden: een passende bekostiging, een gezamenlijk medisch dossier, effectieve middelen om te communiceren en een goede organisatie vanuit de werkgever. In de zorginkoopdocumenten staan geen randvoorwaarden beschreven voor het werken in de eerstelijnszorg. Vanuit het IZA zijn randvoorwaarden benoemd voor het slagen van de IZA-doelen, zoals bekostiging en elektronische gegevensuitwisseling.3,14 Het is belangrijk dat de verbinding tussen deze IZA-thematafels en de samenwerking in de eerstelijnszorg goed wordt gemaakt, om beter oog te hebben en houden voor de samenwerking tussen de disciplines in de eerstelijnszorg en wat hiervoor in de praktijk nodig is.

Ten vierde, ook in de regionale samenwerking met bijbehorende mandatering moet nog veel gebeuren. In de zorginkoopdocumenten is veel aandacht voor regionale samenwerking, maar niet met betrekking tot de specialist ouderengeneeskunde of de groep van kwetsbare thuiswonende ouderen. Het zou helpend zijn als er meer duidelijkheid komt in de gewenste rol van de specialist ouderengeneeskunde. Als eerste stap zijn recentelijk meerdere subsidieoproepen door ZonMw gedaan binnen het ZonMw-programma ‘Versterking organisatie eerstelijnszorg’, om de implementatie van de 'Visie eerstelijnszorg 2030' te ondersteunen.15 Eén voucher subsidieert bijvoorbeeld de versterking regionale monodisciplinaire organisatiegraad eerstelijnszorg. Deze subsidie faciliteert de opzet, structuur, uitbreiding en/of versterking van een monodisciplinair samenwerkingsverband met mandatering.16 Het is wel de vraag of met subsidies alleen de doelen van de visie eerstelijnszorg behaald gaan worden. De visie vraagt een implementatieplan waarbij aan meerdere aspecten tegelijk wordt gewerkt.  

De vergrijzing van Nederland is de afgelopen jaren toegenomen. Op 1 januari 2024 was 20,5% van de bevolking 65 jaar of ouder. In 1990 was dat nog 12,8%.17 Gezien de toegenomen vergrijzing is de specialist ouderengeneeskunde daarbij potentieel een belangrijke partner. Veel van de 65-plussers zullen echter geen zorg en behandeling nodig hebben van de specialist ouderengeneeskunde. Geïnterviewde specialisten ouderengeneeskunde zijn eenduidig in de beschrijving van hun patiëntengroep: patiënten met multimorbiditeit, zowel lichamelijk als cognitief, en chronische multidomeinproblematiek. Leeftijd is hierbij geen vast criterium. Dit is een nadere specificering van de definitie die Verenso hanteert voor de eerste lijn.4 De interviews laten zien dat de wijze waarop deze groep kan worden bereikt, verbeterd kan worden. Zolang de huisarts geen problemen ziet, wordt de noodzaak om een specialist ouderengeneeskunde te betrekken onvoldoende gevoeld. Dit betekent dat de specialist ouderengeneeskunde soms te laat betrokken wordt en niet optimaal proactief kan werken. Een goede toeleiding van de patiënt naar de specialist ouderengeneeskunde is voor het slagen van de 'Visie eerstelijnszorg 2030' van groot belang. Daarbij is het belangrijk deze patiëntengroep goed te kunnen identificeren en te behandelen.

Een significante groep patiënten stroomt de eerstelijnszorg in via het ziekenhuis of de geriatrische revalidatiezorg (GRZ).18 Omdat medisch inhoudelijke problematiek hierbij altijd voorop staat, zou een geriatrisch assessment door een eerstelijns specialist ouderengeneeskunde helpend kunnen zijn voor de identificatie van eventuele problemen en behandeling in de eerste lijn. Ook om de betreffende patiënten gedurende langere periode te kunnen volgen. Dit raakt aan het IZA-thema passende zorg, gericht op de juiste zorg op de juiste plek.14 Overigens zou het op dit vlak goed zijn dat de IZA-thematafel passende zorg tevens aandacht heeft voor wat momenteel van belang is op het vlak van een goede toeleiding naar de eerstelijnszorg, in het kader van efficiëntie.

Binnen de eerstelijnszorg gebeurt momenteel veel. De 'Visie eerstelijnszorg 2030' kan behulpzaam zijn om een sterkere eerstelijnszorg te realiseren. Daarbij is het cruciaal de implementatie goed vorm te geven voor de groeiende groep kwetsbare thuiswonende ouderen in de samenleving. De specialist ouderengeneeskunde speelt hierin – samen met de huisarts – een cruciale rol. Om deze rol goed te kunnen vervullen moeten belangrijke aspecten nog nader worden uitgewerkt. Dit artikel beschrijft de inhoudelijke aspecten voor specialisten ouderengeneeskunde die daarbij van belang zijn. 

Informatie
Dit artikel is geschreven als onderdeel van een beleidsstage bij Verenso. Voor meer vragen over het onderzoek en de uitkomsten, kun je contact opnemen met Sandras van Beek, beleidsadviseur Verenso (svanbeek@verenso.nl). 


A. In de kerngroep 'Visie eerstelijnszorg 2030' zitten: ActiZ, InEen, KNGF, KNMP, LHV, NHG, NVAVG, Patiëntenfederatie Nederland, PPN, Sociaal Werk Nederland, V&VN, Verenso, VNG, ZN, Zorgthuisnl, NZa, Zorginstituut en VWS.
B.  Demissionair Minister Conny Helder van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), zegt hierover het volgende in de kamerbrief van mei 2024: “Eén van de onderwerpen die binnen de visie opgepakt zal worden is het regiebehandelaarschap. Op dit moment is de huisarts over het algemeen de regiebehandelaar voor (kwetsbare) ouderen in de thuissituatie, maar in sommige gevallen kan het passender zijn als de SO deze rol (tijdelijk) overneemt dan wel als medebehandelaar fungeert.”

Auteur

  • Anne Hovenkamp, arts in opleiding tot specialist ouderengeneeskunde, Gerion

Literatuur

  1. De basis op orde – Raad voor Volksgezondheid en Samenleving. (n.d.) https://www.raadrvs.nl/documenten/publicaties/2023/04/04/de-basis-op-orde
  2. Visie eerstelijnszorg 2030 – Rijksoverheid. (n.d.) https://open.overheid.nl/documenten/548ce6c8-70a5-4113-84ef-4b69a022347d/file
  3. Integraal Zorgakkoord – Rijksoverheid. (n.d.) https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2022/09/16/integraal-zorgakkoord-samen-werken-aan-gezonde-zorg
  4. Specialisten ouderengeneeskunde in de eerste lijn – Verenso. www.verenso.nl. Geraadpleegd op 18 maart 2024, van https://www.verenso.nl/belangenbehartiging/zorgvormen-en-financiering/eerste-lijn
  5. Beleidsregel ‘Geneeskundige zorg voor specifieke patiëntgroepen’ – Nederlandse Zorgautoriteit. (n.d.) https://puc.overheid.nl/nza/doc/PUC_714561_22/
  6. Handreiking ‘Multidisciplinair Overleg (MDO)’ – Verenso (2015). www.verenso.nl. Verkregen op 18 maart 2024, van https://www.verenso.nl/_asset/_public/Praktijkvoering_handreikingen/VER00331-HandrMultidoverl-DEF.pdf
  7. Handreiking ‘Verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg’ – KNMG (2022). www.knmg.nl. Geraadpleegd op 21 maart 2024, van https://www.knmg.nl/actueel/dossiers/kwaliteit-en-veiligheid-2/verantwoordelijkheidsverdeling
  8. nkoopbeleid GZSP 2025-2026 – Zilveren Kruis. www.zilverenkruis.nl. Verkregen op 1 april 2024, van https://www.zilverenkruis.nl/zorgaanbieders/zorgsoort/gzsp/beleid-en-contract
  9. Zorginkoopbeleid GRZ, ELV & GZSP 2025 – CZ. www.zorginkoopbeleid.cz.nl. Verkregen op 28 maart 2024, van https://zorginkoopbeleid.cz.nl/grz-elv-gzsp-2025/download-inkoopdocument
  10. Zorginkoopbeleid Kortdurende zorg 2025 – Menzis. www.menzis.nl. Verkregen op 21 mei 2024, van https://www.menzis.nl/zorgaanbieders/inkoopbeleid-2025
  11. Inkoopbeleid ELV, GRZ & GZSP 2025 – VGZ. www.cooperatievgz.nl. Verkregen op 21 mei 2024, van https://www.cooperatievgz.nl/zorgaanbieders/elv-grz-gzsp/inkoopbeleid
  12. Kamerstuk (36 410 XVI, nr. 54) Voortgangsbrief Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO) d.d. 16 mei 2024 – Rijksoverheid. (n.d.) https://open.overheid.nl/documenten/ff7d5b00-1d16-4dcc-9505-148fdf9c1783/file
  13. Nieuwsbericht ‘Erkenning voor onmisbare inzet van specialist ouderengeneeskunde in de eerste lijn’ d.d. 27 mei 2024 – Verenso. https://www.verenso.nl/nieuws/erkenning-voor-onmisbare-inzet-van-specialist-ouderengeneeskunde-in-de-eerste-lijn
  14. Rapport Voortgang IZA-werkagenda per thematafel ‘Thematafel passende zorg: waardegedreven - samen met de patiënt, pakket en kwaliteit’ – Rijksoverheid. (n.d.) https://open.overheid.nl/documenten/ronl-c6c3ec3ca01cdf7281ee88d4c9ae5e42d6bb030a/pdf
  15. Programma ‘Versterking organisatie eerstelijnszorg’ – ZonMw. www.zonmw.nl. Verkregen op 6 juni 2024, van https://www.zonmw.nl/nl/programma/versterking-organisatie-eerstelijnszorg
  16. Voucher ‘Versterking regionale monodisciplinaire organisatiegraad eerstelijnszorg’ – ZonMw. www.zonmw.nl. Verkregen op 6 juni 2024, van https://www.zonmw.nl/nl/subsidie/voucher-versterking-regionale-monodisciplinaire-organisatiegraad-eerstelijnszorg
  17. Leeftijdsverdeling ‘Ouderen’ – CBS. Geraadpleegd op 3 juni 2024, van
    https://www.cbs.nl/nl-nl/visualisaties/dashboard-bevolking/leeftijd/ouderen
  18. Infographic Geriatrische revalidatiezorg in beeld (versie 1.0 mei 2024) – Actiz. www.actiz.nl. (n.d.) https://www.actiz.nl/sites/default/files/2024-05/Infographic%20GRZ%20-%20mei%202024.pdf

 

 

PDF
Genereer PDF document