Veelgestelde vragen Taakherschikking en Wet BIG

Kan de verpleegkundig specialist taken van de specialist ouderengeneeskunde overnemen: welke wel en welke niet?
Verpleegkundig specialisten (VS) en physician assistants (PA) hebben een zelfstandige bevoegdheid gekregen om routinematige, niet risicovolle en niet complexe medische handelingen te verrichten die eerder vaak door artsen werden uitgevoerd. Op 12 september 2017 nam de Tweede Kamer hierover een wetsvoorstel aan. De zelfstandige bevoegdheid is inmiddels opgenomen in de wet BIG. Dit betekent dat de VS bepaalde taken van de specialist ouderengeneeskunde kan overnemen, rekening houdend met de in de wet opgenomen voorwaarden.

Toelichting
Verpleegkundig specialisten kunnen en mogen dus taken of handelingen van de specialist ouderengeneeskunde overnemen, binnen de uit de wet volgende voorwaarden. Wat zijn die voorwaarden? De VS en PA heeft de zelfstandige bevoegdheid als het gaat om handelingen die:

Binnen hun deskundigheidsgebied vallen

  • Voor zover het gaat om handelingen van een beperkte complexiteit
  • Voor zover het routinematige handelingen betreft
  • Voor zover het handelingen betreft waarvan de risico’s te overzien zijn
  • Voor zover die handelingen worden uitgeoefend volgens landelijk geldende richtlijnen, standaarden en daarvan afgeleide protocollen.

Verenso is recent het project taakherschikking gestart, waarbij de samenwerking tussen specialist ouderengeneeskunde, VS en PA verder wordt besproken en gestreefd wordt om nadere invulling te geven aan de wettelijke voorwaarden. In het project zijn specialisten ouderengeneeskunde betrokken. Naast Verenso zijn hierbij V&VN VS (VS) en de NAPA (PA) betrokken. Gewerkt wordt aan een instrument of handvat om onderlinge samenwerkingsafspraken vorm te geven. Naar verwachting zal dit project in 2020 worden afgerond.

Het is belangrijk om goede en duidelijke onderlinge afspraken te maken over de samenwerking en taakverdeling tussen verpleegkundig specialist en specialist ouderengeneeskunde. Dit geldt ook voor de samenwerking en taakverdeling tussen basisarts en specialist ouderengeneeskunde. Die samenwerking kan op verschillende manieren vormgegeven worden. Het is aan te raden de samenwerking en afspraken schriftelijk vast te leggen, zodat dit voor iedereen –ook voor andere betrokken zorgverleners- duidelijk is.

Zijn hiervoor modellen beschikbaar?
Ja, Verenso heeft een model supervisieovereenkomst ontwikkeld, die gebruikt en ingevuld kan worden om deze samenwerking en taken met elkaar vast te leggen. Dit model is met name bedoeld voor het vastleggen van de samenwerking tussen basisarts en specialist ouderengeneeskunde en ook tussen verpleegkundig specialist (VS) en specialist ouderengeneeskunde. Het model is opgenomen als bijlage bij de Handreiking Taakherschikking en kunt u downloaden via de Verenso website.

Het reanimatiebesluit inclusief het vastleggen daarvan is een behandelbesluit van een arts, in dit geval de behandelend specialist ouderengeneeskunde. Het nemen van een dergelijk besluit kan dus niet aan anderen worden overgelaten. Andere zorgverleners, waaronder verpleegkundigen en verpleegkundig specialisten kunnen hierbij wel een rol vervullen zoals aanvullende informatievoorziening en voorlichting richting bij de cliënt betrokken zorgverleners.

Toelichting
Het reanimatiebesluit –het besluit om wel of niet tot reanimatie over te gaan, rekening houdend met een al dan niet aanwezige reanimatieverklaring van cliënt- is een behandelbesluit van een arts, in dit geval de behandelend specialist ouderengeneeskunde. Het nemen van een dergelijk besluit kan dus niet aan anderen worden overgelaten. Indien bij de beslissing tot wel of niet reanimeren en het gesprek daarover de wens van de patiënt is om niet-reanimeren als uitgangspunt te laten gelden, dan dient de arts hierover conform de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (Wgbo) informatie te verschaffen: over consequenties, risico’s en prognose. Terwijl bij een wens tot wel-reanimeren de arts ook moet aangeven of dit medisch zinvol is en dient uit te leggen dat ondanks een wel reanimeren besluit of wens van de patiënt, er uiteindelijk mogelijk toch niet gereanimeerd kan worden op basis van overlevingskans, gezondheid patiënt inclusief prognose. Om die reden betreft dit dus een behandelbesluit van de arts.

In de praktijk wordt bij intake in het verpleeghuis soms al gevraagd of cliënten wel of niet gereanimeerd willen worden. Het is onwenselijk als dat door een niet-arts gebeurd: indien iemand immers wel gereanimeerd wil worden, kan de situatie ontstaan dat hij/zij kort daarna van een arts te horen krijgt dat dit medisch niet zinvol is. In het verleden zijn hier ook klachten over gekomen van mantelzorgers of familieleden. Ook om die reden en om dergelijke misverstanden te voorkomen, is dit onwenselijk.

Meer informatie over reanimeren en de besluitvorming rond reanimatie treft u aan in de richtlijn Reanimatie van Verenso.

Bepaalde geneesmiddelen zijn uitsluitend op recept verkrijgbaar, de zogenoemde UR-geneesmiddelen (Uitsluitend op Recept). In de Wet op de Individuele Gezondheidszorg (wet BIG) is bepaald welke beroepsbeoefenaren bevoegd zijn om recepten voor UR-geneesmiddelen te schrijven. Van oudsher zijn dat drie beroepsbeoefenaren: artsen, tandartsen en verloskundigen. Zij mogen voorschrijven binnen hun deskundigheidsgebied.

Vanaf 2012 hebben physician assistants (PA) en verpleegkundig specialisten (VS) eerst bij wijze van experiment een zelfstandige voorschrijfbevoegdheid gekregen, die in 2017 definitief is vastgelegd in de wet BIG. De wet stelt een aantal voorwaarden aan deze bevoegdheid:

Physician assistants en verpleegkundig specialisten mogen geneesmiddelen voorschrijven:

  • Binnen hun deskundigheidsgebied.
  • Voor zover het om minder complexe, routinematige recepten gaat waarvan de risico’s te overzien zijn.
  • Bovendien moeten zij daarbij handelen volgens landelijk geldende richtlijnen, standaarden en daarvan afgeleide protocollen. Welke UR-geneesmiddelen hiervoor exact in aanmerking komen is afhankelijk van de lokale situatie. Hierover moeten artsen en PA’s en VP’s gezamenlijk afspraken maken. De Verenso handreiking Taakherschikking en de KNMG-handreiking Taakherschikking kunnen hierbij behulpzaam zijn.