Tussen Droom en Daad
Roy Knuiman, Jacobien Erbrink
Al geruime tijd lijkt de beoogde Wet Zorg en Dwang in aantocht. De opvolger van de Wet Bopz laat echter op zich wachten. We bevinden ons nu in het schemergebied tussen Droom en Daad. De droom van een wet gebaseerd op een ideologie van kwalitatief goede zorg voor en met de cliënt. En de daad van een daadwerkelijke wet. In deze rubriek besteden we aandacht aan de Wet Zorg en Dwang, steeds aan de hand van één vraag. Op deze vraag zullen we vanuit zowel zorginhoudelijk perspectief als juridisch perspectief een reflectie schrijven met als doel het schemergebied wat meer te laten oplichten.
Schoorsteenpiet meets Bopz-arts
Jacobien Erbrink
Tussen Droom en Daad bevond ik mij onlangs als Bopz-arts, in een soort van Niemandsland. Dat is dat land zonder wegwijzers, waar je dus je weg moet zoeken op je eigen kompas. Niemandsland ligt altijd tussen minimaal twee andere landen in, in dit geval het land van Justitia op rechts en het land van Hippocrates op links. Wat was het geval? Meneer Van Duursen was het geval. Hij woont al enige jaren bij ons in een kleinschalige woonvorm, ooit kwam hij met een rechterlijke machtiging (RM) binnen, na een periode van ernstige zelfverwaarlozing en suïcidaliteit bij psychotische depressie en dementie. Hij is geboren en getogen in een klein grensdorp in Brabant, maar het huis waar hij is opgegroeid staat er niet meer en verdere familie is daar ook niet meer. Er is een mentor en een bewindvoerder aangesteld wegens de karigheid van zijn netwerk.
Meneer Van Duursen is doorgaans een in zichzelf gekeerde man, die elke dag meegaat om de vuilnisbak buiten te zetten, en die zijn tijd verder verdeelt tussen koffie drinken op zijn kamer en koffie drinken met de dames in de keuken. Buurten is niet zijn hobby, maar de koffie smaakt hem er niet minder om. Hij is niet zo’n buitenmens, komt praktisch nooit de woning uit en heeft nog nooit zijn neus door de deur naar de tuin gestoken, laat staan zijn voeten. Wie hem echter vraagt of hij wil blijven wonen waar hij nu is krijgt zijn volle aandacht. Hier blijven wonen? Hij zou wel gek zijn! Hij gaat terug naar zijn eigen huis, en snel ook! Elk woord daarbij onderstreept door een zwaaiende beweging van zijn uitgestoken vinger en een vurige blik uit zijn ijsblauwe ogen. Totdat hij in het gesprek er achter komt dat zijn huis er niet meer is, daarna dooft de vurige blik en is hij een dag van slag.
Meneer Van Duursen bevindt zich dus eigenlijk ook chronisch tussen Droom en Daad, tot zijn eigen verdriet. Niemand heeft het daarom nog over waar hij moet wonen. De enige instantie die hem hardnekkig met deze woon-vraag lastig blijft vallen is natuurlijk het CIZ, en aangezien het protocol voorschrijft dat men hem de vraag naar het wonen achter een gesloten deur expliciet stelt, concludeert het onafhankelijke toetsingsorgaan ook bij de vijfde herhaling dat meneer bezwaar maakt tegen zijn verblijf. Hoe wij ook pleitten voor een artikel 60 op basis van de dagelijkse ervaring, en hoe wij ook pleitten voor een iets uitgebreider toetsing dan alleen die ene boude vraag. Nee is Nee. Tot tweemaal toe ging een rechter daarna akkoord met het afgeven van een machtiging, totdat rechter nummer drie zich afvroeg of dit niet een veel te zwaar middel voor de gegeven situatie zou zijn. Geen RM meer, dus. Heel begrijpelijk, zeiden wij allen, maar wat nu, want wij zouden meneer niet graag ontslaan. Tja, dat lieten de rechter, en overigens ook de inspecteur, graag aan ons over – wij waren immers verantwoordelijk voor meneer. Kon het wellicht een artikel 60 worden? Of anders misschien maar doen alsof hij vrijwillig was? Het CIZ houdt immer vast aan haar procedure. Bezwaar is Bezwaar. Een boeiende juridische patstelling – waarbij de schoorsteenpiet mooi weer bij de Bopz-arts ligt. Wij omarmen intussen maar gewoon onze zorgverantwoordelijkheid in Niemandsland – geheel op eigen kompas, als dat geen vrijheid is! – en houden meneer Van Duursen rustig binnen.
Hoe zouden CIZ en rechter - die in het nieuwe wetsvoorstel Zorg en Dwang direct samenwerken inzake bezwaarsituaties - deze situatie straks gaan oplossen, vraag je je af. Ze kunnen het dan in ieder geval niet meer op het bord van de Bopz-arts leggen. Toch, Roy?
Recht op een Bopz-arts
Roy Knuiman
“Klopt helemaal Jacobien. Als er geen Bopz-arts is, kun je het ook niet meer op haar bordje leggen. Ik vrees echter dat het CIZ en de rechter het ook in die nieuwe situatie niet zelf gaan oplossen. En de vinger gaan wijzen naar de zorgaanbieder, de instelling dus. Die zal weer wijzen naar de ‘zorgverantwoordelijke’, die op zijn beurt weer kijkt naar de behandelend specialist ouderengeneeskunde voor een oplossing. Mensen lijken vaak goed te weten waar hun verantwoordelijkheid ophoudt, maar vaak iets minder waar ze die kunnen nemen. Het is goed dat er een Bopz-arts is die in zo’n geval de verantwoordelijkheid neemt’. Misschien zelfs dat er in de nieuwe situatie in plaats van een RM, een zorgmachtiging op grond van de Wet Verplichte GGZ door de rechter wordt afgegeven. Maar of meneer Van Duursen daar nu bij gebaat is?”
De psychiatrie is onderdeel van de geneeskunde. Maar de zorg aan mensen met dementie of een verstandelijke beperking is voor de rest van het leven. Psychogeriatrische patiënten worden niet meer beter. Wat betreft de bescherming van de positie van de cliënt, is iedere vergelijking tussen de geestelijke gezondheidszorg en de ouderenzorg scheef, omdat de mensen die het betreft simpelweg anders zijn.
Bijzondere uitspraak. Zomaar een stukje uit de Memorie van Toelichting op het wetsvoorstel Zorg en Dwang (WZD). Het verklaart voor een groot deel de andere keuzes die in de WZD gemaakt zijn ten opzichte van het wetsvoorstel Verplichte GGZ. Een van die andere keuzes is het schrappen van de Bopz-arts in de WZD. Naast de onmiskenbare verschillen tussen de GGZ en de psychogeriatrie die soms een andere aanpak rechtvaardigen, is deze beschrijving uit de toelichting echt een miskenning van de patiëntproblematiek in de PG en het medisch karakter daarvan. Sinds 1 januari 2015 komen psychiatrische patiënten na drie jaar verblijf in de GGZ onder de Wet langdurige zorg (Wlz) te vallen. Oudere psychiatrische patiënten met complexe psychische en somatische problemen worden steeds vaker in het verpleeghuis opgenomen. Het komt er eigenlijk op neer dat het argument ‘anders zijn’ is ingehaald door de zorgpraktijk: er is veel meer overlap tussen de sectoren ontstaan en patiënten in de psychogeriatrische verpleeghuizen hebben –meer dan tien jaar geleden- hoogwaardige medische zorg nodig en dus ook vergelijkbare rechtsbescherming met patiënten in de GGZ.
De afgelopen maanden hebben veel specialisten ouderengeneeskunde hun kennis als Bopz-arts opgefrist. Tijdens cursussen wordt ook vaak de vraag gesteld hoe specialisten ouderengeneeskunde zelf aankijken tegen het verdwijnen van de Bopz-arts in de WZD. Niet geheel verrassend, vinden de meesten het een slechte zaak als de Bopz-arts voor psychogeriatrische patiënten zou verdwijnen. Een enkeling vindt het echter geen probleem. Argumenten die zij daarbij noemen zijn tijd (te weinig uren voor Bopz-taken), onvoldoende aandacht voor beleid rond vrijheidsbeperking binnen de eigen organisatie of onduidelijkheid vanuit het CIZ. Een argument waar nog weinig aandacht voor is, is dat van de rechtsbescherming voor patiënten. Kwetsbare patiënten in verschillende sectoren van de gezondheidszorg verdienen een zelfde rechtsbescherming. De beschikbaarheid van een onafhankelijke Bopz-arts hoort daar bij. Recent heeft Nederland het VN-verdrag voor mensen met een beperking geratificeerd, waarin die gelijke rechtspositie voor cliënten in alle sectoren is afgesproken.
Het pleidooi voor het behoud en opnemen van de Bopz-arts in de WZD, lijkt nu ook bij Tweede Kamerleden te zijn doorgedrongen. Op maandag 31 oktober was ik in Den Haag bij de hoorzitting van de Tweede Kamer over het wetsvoorstel. Er klonk de nodige kritiek op de WZD en het wetsvoorstel Verplichte GGZ. Zorgprofessionals, psychiaters, patiëntenorganisaties en juristen waren het, met uitzondering van VGN, erover eens dat de Bopz-arts functie niet alleen in het wetsvoorstel Verplichte GGZ maar ook in de WZD verankerd moet worden. Ook de Raad van State heeft dit pleidooi deze zomer in een advies over het wetsvoorstel overgenomen. Helaas geldt dat nog niet voor het ministerie van VWS. Het is nu aan de leden van de Tweede Kamer om bij de minister aan te dringen op het gelijkwaardig maken van de rechtsbescherming voor patiënten, door in elk geval de Bopz-arts op te nemen in de WZD.
Auteur(s)
- Mr. Roy B.J. Knuiman, juridisch beleidsmedewerker Verenso
- Jacobien F. Erbrink, specialist ouderengeneeskunde en kaderarts psychogeriatrie