De specialist ouderengeneeskunde van de toekomst
Kunnen we in vliegende vaart mee?
Corinne de Ruiter, Renée Leewis, Michelle Kromhout
Wat betekenen alle veranderingen in de (ouderen)zorg voor de specialist ouderengeneeskunde? Hoe speelt de opleiding daarop in? En wat willen de specialisten ouderengeneeskunde er zelf mee? Bij het Verenso-voorjaarscongres in mei 2016 is er tijdens een workshop gevraagd naar de ideeën van de 150 aanwezigen. In dit artikel leest u een korte impressie van de opvattingen van circa 10% van de beroepsgroep.
De ouderenzorg ontwikkelt zich in vliegende vaart (zie alinea 'De ouderengeneeskunde is jong'). Tijdens een workshop over de ‘Specialist ouderengeneeskunde van de toekomst’ vroegen we de aanwezige specialisten ouderengeneeskunde en aios op een papieren vliegtuigje te zetten welke ontwikkelingen zij relevant vinden voor de toekomst van hun vak én wat zij hiermee willen doen. Onder luid gelach schoten zij hun ideeën enthousiast in de roos. Bij alle ontvangen ideeën is gekeken bij welke actuele ontwikkeling deze aansluit (zie tabel 1).
De ouderengeneeskunde is jong
Met een erkenning in 1989 is de ouderengeneeskunde relatief jong. Het vak maakte een flinke groeispurt door. In 2006 verenigden verpleeghuisartsen en sociaal geriaters zich binnen Verenso, waarna de opleiding verlengd werd tot drie jaar. Vervolgens startten de kaderopleidingen. Sinds 2009 wordt er landelijk via Samenwerkende Opleidingen tot specialist Ouderengeneeskunde Nederland (SOON) samengewerkt om de kwaliteit van de opleiding te verbeteren en veranderde de naam verpleeghuisarts in specialist ouderengeneeskunde. In 2012 verscheen het beroepsprofiel, sinds 2015 zijn geregistreerde kaderartsen te vinden op de website van Verenso en in 2016 publiceerde Verenso het kwaliteitskader ouderengeneeskunde. Op dit moment bieden drie universiteiten de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde aan en is de eerste evaluatie van de driejarige opleiding achter de rug. Er verscheen een nieuwe visie op opleiden en een nieuw landelijk opleidingsplan dat sterker aansluit bij de ontwikkelingen in de (ouderen)zorg en de praktijk van het vak en dat gebaseerd is op recente onderwijskundige inzichten (zie figuur 1). In september 2016 zijn de eerste aios gestart met deze vernieuwde opleiding.
Ontwikkelingen en de gevolgen voor het vak
De meest genoemde ontwikkelingen zijn maatschappelijke ontwikkelingen, zoals de toename van het aantal thuiswonende kwetsbare ouderen. Veel specialisten ouderengeneeskunde stellen dat zij hun medisch zorgaanbod beter willen profileren in de eerste lijn en daarvoor hun samenwerking met huisartsen willen versterken. Daarnaast wordt ook de toename van complexe zorgproblematiek en mondigere patiënten en mantelzorgers benoemd als belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen. Ook goede publieksvoorlichting over de rol van de specialist ouderengeneeskunde bij passende medische zorg voor kwetsbare ouderen wordt belangrijk gevonden.
Naast de maatschappelijke ontwikkelingen, worden de verdere professionalisering van de ouderengeneeskunde en de veranderingen in organisatie, financiering en toezicht van de ouderenzorg als meest bepalend gezien voor de toekomst. In bijlage 1 zijn alle ontvangen ideeën weergegeven.
Veranderingen in de opleiding
Inspelend op de relevante ontwikkelingen voor het vak is ook de opleiding aangescherpt. Centraal staat dat de aios leert om 28 kenmerkende beroepssituaties (KBS) en 15 beroepsactiviteiten zelfstandig uit te voeren, dé situaties en activiteiten die ons vak zo eigen maken. Beroepsactiviteiten zoals geriatrisch assessment, beoordelen van wilsbekwaamheid, communicatie met patiënten en mantelzorgers, regie voeren in een multidisciplinair team en advance care planning (ACP) vormen de basis, zie opleidingsplan. Omdat de samenwerking met de eerste lijn essentieel is voor de specialist ouderengeneeskunde van de toekomst, is het doen van consultaties in de eerste lijn een verplicht onderdeel van de opleiding geworden. Gezien de grote ontwikkeling in de afgelopen jaren van de geriatrische revalidatiezorg (GRZ), is er een aparte opleidingsperiode GRZ toegevoegd. Nieuw is een onderscheid tussen de basisfase en verdiepingsfase, waarbij het cursorisch onderwijs meer afgestemd is op de praktijk door modulair onderwijs.
Nieuwe onderwijskundige inzichten leidden tot een aangescherpt toetsplan en aanpassing van onderwijsprogramma’s in de basisfase. Hiervoor zijn de opleidingsinstituten nauwer gaan samenwerken via het project iPMO2 van SOON. Momenteel zijn zij gezamenlijk bezig ook de verdiepingsfase (bij fulltime aios het 2e en 3ejaar) van de opleiding verder te ontwikkelen. Meer informatie over de nieuwe opleiding is te vinden op de website van SOON.
Opvattingen beroepsgroep over eigen rol
Gevraagd is wat de aanwezigen zien als de eigen rol bij de ontwikkeling van het vak en de positionering van (de specialist) ouderengeneeskunde. Aan de hand van de hieronder beschreven stellingen voerden de circa 150 specialisten ouderengeneeskunde én aios een levendige discussie.
1. De specialist ouderengeneeskunde realiseert met unieke geriatrische expertise meer kwaliteit van leven voor de kwetsbare patiënt dan andere zorgdisciplines
De helft van de aanwezigen vindt de specialist ouderengeneeskunde uniek omdat deze multidisciplinair werkt en complexe problematiek goed in beeld brengt, het overzicht behoudt en de sociale kaart kent. Ook geeft de specialist ouderengeneeskunde adviezen en bedenkt mogelijkheden waar andere zorgdisciplines niet aan denken. Dat is waardevol bij consulten in de thuissituatie. De andere helft stelt dat de gemiddelde specialist ouderengeneeskunde slechts kort contact heeft met de kwetsbare patiënt. Verzorgenden en verpleegkundigen dragen veel meer bij aan de dagelijkse kwaliteit van leven.
2. Zelfbewust inspelen op en flexibel omgaan met verandering, is een ‘must’ om het vak (met plezier) uit te blijven oefenen
Vrijwel alle aanwezigen zijn het hiermee eens. De conclusie was dat veranderingen in ieder beroep voorkomen, als specialist ouderengeneeskunde moet je daarin zelf je kansen benutten. In de opleiding wordt dan ook aandacht besteed aan medisch leiderschap en positionering.
3. Onze meerwaarde wordt alleen duidelijk als we als specialist ouderengeneeskunde op dezelfde manier met onze unieke expertise een stevige positie innemen
Het merendeel van de aanwezigen geeft aan dat stevige positionering vergt dat specialisten ouderengeneeskunde op vergelijkbare wijze hun expertise en aanbod profileren. Daarmee geef je samen de identiteit van het specialisme vorm. Wel is het mogelijk persoonlijke accenten aan te geven bijvoorbeeld via subspecialisatie (psychogeriatrie, palliatieve zorg of GRZ), werkzaamheden in specifieke sectoren (eerste lijn, ziekenhuis of GGZ), belangstelling voor opleiden of onderzoek of door zorg aan een specifieke patiëntengroep zoals Huntington. Ouderengeneeskunde is volgens de workshopdeelnemers ook zo breed dat er voldoende ruimte is voor een eigen persoonlijke invulling.
4. Aios, opleiders en opleidingsverpleeghuizen zijn de koplopers van vernieuwing
Hierover waren de meningen gelijk verdeeld. De helft vindt het heel belangrijk dat vernieuwers ook opleider worden. Wetenschappers in de ouderengeneeskunde worden ook als koplopers van vernieuwing gezien omdat ze onderbouwing leveren voor de ontwikkeling in het vakgebied. De andere helft stelt dat praktiserende specialisten ouderengeneeskunde ook vernieuwende zorg kunnen ontwikkelen, bijvoorbeeld door nieuwe samenwerkingsvormen in de eerste lijn. Ook stellen zij dat niet alle aios koplopers kunnen en hoeven te zijn.
5. Elke specialist ouderengeneeskunde moet opkomen voor het belang van de ouderengeneeskunde en daarover het management effectief kunnen adviseren
Iets meer dan de helft vindt dat elke specialist ouderengeneeskunde het management moet kunnen adviseren in het belang van goede ouderengeneeskunde. Zij moeten daarvoor in gesprek kunnen gaan op verschillende managementniveaus, minimaal op afdelingsniveau. Het is belangrijk dat dit geleerd wordt in de opleiding. Iets minder dan de helft stelt dat het een illusie is om te verwachten dat elke specialist ouderengeneeskunde effectief met het management kan samenwerken. Sommige dokters zijn heel goed in patiëntenzorg en samenwerking op de werkvloer maar minder goed in samenwerking met het management. Die dokters zijn ook van belang. Niet iedereen kan overstijgend meedenken en je hebt daarvoor ook affectiviteit met het management nodig. Als er maar in elke (vak)groep enkele specialisten ouderengeneeskunde zijn die de managementtaal kunnen (leren) spreken om voor elkaar te krijgen wat je als vakgroep wilt bereiken.
Trots de toekomst in
Tijdens de workshop werd energiek over de toekomst van het vak gediscussieerd. De opleidingsinstituten en SOON blijven zich nu en in de toekomst inzetten voor een kwalitatief goede opleiding die aios goed voorbereidt op hun toekomstige vak. Verenso gaat de gevoerde discussie verdiepen binnen het Verenso-project ’ Toekomstbestendige competenties’. Hierin willen we verkennen wat de specialist ouderengeneeskunde van de toekomst in huis moet hebben aan kennis en kunde om goed in te spelen op de behoeften van kwetsbare ouderen en rekening houdend met maatschappelijke en professionele ontwikkelingen. En u? Wij hopen dat ook u geïnspireerd bent om de toekomst van het vak mede vorm te geven!
Vervolg
Na de workshop van mei 2016, organiseerde Verenso voor stakeholders een invitational conference over de ontwikkelingen in de (ouderen)zorg en benodigde competenties van de specialist ouderengeneeskunde. Tijdens het Verenso-najaarscongres in november 2016 wordt in workshopsessie 3D op basis van de inventarisaties van mei 2016 actief gediscussieerd over toekomstige competenties van specialisten ouderengeneeskunde. Vanaf eind 2016 gaat de Verenso-werkgroep 'Toekomstige competenties van de specialist ouderengeneeskunde' onder leiding van dr. A.J.M. Bakker aan de slag om een aangescherpt beroepsprofiel te formuleren dat als basis dient voor de opleiding en nascholing, evaluatie van professioneel functioneren én profilering.
Aanvullende ideeën of inspirerende resultaten kunt u e-mailen aan Corinne de Ruiter (cderuiter@verenso.nl). Ook als u meer wilt weten over het Verenso project ‘SO 2020’ kunt u contact met haar opnemen.