‘We staan als artsen nog altijd teveel in de behandelmodus’
Interview met prof. dr. Wilco Achterberg
Wilco Achterberg is hoogleraar institutionele zorg en ouderengeneeskunde in Leiden. Hij doet onderzoek naar de vraag hoe de zorgverlening voor kwetsbare ouderen beter kan. In een samenleving die steeds verder vergrijst, ontkom je er niet aan nieuwe oplossingen te zoeken, meent hij. ‘Het lijkt soms wel alsof sterven iets is geworden wat zo snel mogelijk moet gebeuren, op een moment dat iedereen dat het beste uitkomt.’
Aan de wand van zijn werkkamer heeft Wilco Achterberg een prikbord hangen met foto’s van ouderen die duidelijk lol hebben in de dingen die ze doen. Albert Einstein die vrolijk de camera inkijkt, een karakteristieke Franse boer met alpinopet en een paar stokbroden, plus drie dames die een dansje maken in het zwembad. ‘Ik kijk naar dergelijke kaarten uit als ik door de stad loop,’ zegt hij. ‘Het motiveert en is erg leuk om dit soort kaarten te zoeken.’
Sinds 2010 is Wilco Achterberg, specialist ouderengeneeskunde en voormalig hoofdredacteur van het Tijdschrift voor Ouderengeneeskunde, hoogleraar in Leiden. Hij combineert de academische functie met twee dagen per week werken in de dagelijkse praktijk van een verpleeghuis. ‘Dat houdt je scherp en de twee functies versterken elkaar,’ licht hij toe. ‘Al betekent het soms ook dat je mensen moet teleurstellen, omdat er nu eenmaal niet meer dan 24 uur in een dag gaan.’
In zijn academische hoedanigheid doet Wilco Achterberg onderzoek naar de vraag hoe de zorgverlening voor kwetsbare ouderen beter kan. Een interessante vraag, gezien het gegeven dat nog altijd het merendeel van de medische zorg wordt verleend in het laatste levensjaar. ‘Bovendien is die zorg vaak uiterst inadequaat,’ aldus Achterberg. ‘Een groot deel ervan speelt zich af in het ziekenhuis, waar patiënten met kanker bijvoorbeeld nog heel vaak worden geopereerd, ook als dat weinig zin meer heeft. Dat beeld is de afgelopen jaren nauwelijks veranderd, en dat valt me tegen. We staan als artsen nog altijd veel te veel in de behandelmodus. Het gaat vooral over wat je kunt dóen, en veel minder over wat je kunt laten. Ambroise Paré, een zestiende-eeuwse legerarts en filosoof, zei het zo: Een goede arts geneest soms, verzacht vaak en troost altijd. Dat vind ik een wijze uitspraak.’
Omslag in denken
De huidige behandelmodus van artsen hangt in de eerste plaats samen met de opleiding, meent Wilco Achterberg. ‘Dat geldt zeker als ze zich na de basisopleiding gaan specialiseren. Een orthopeed, een neuroloog of een chirurg wil het liefste aan de slag, hij wil zijn vak uitoefenen. Daar komt natuurlijk bij dat medisch handelen in het huidige systeem wordt gefinancierd en niet-handelen veel minder.'
‘Toch zie ik langzaam maar zeker een omslag ontstaan in het denken. Zorgverzekeraars zijn geïnteresseerd in de vraag hoe zorg beter en goedkoper kan, en andere partijen ook. Politici bijvoorbeeld? Tja, vaak wel. Al is het qua media-aandacht nog altijd verleidelijk om te scoren met een – gechargeerd geformuleerd – peperduur medicijn voor een zielig kindje.’
Goed nieuws is wel dat het vak van de specialist ouderengeneeskunde zich in een grotere belangstelling mag verheugen dan voorheen. Toen Wilco Achterberg aantrad als hoogleraar, maakten hij en anderen zich ernstige zorgen over de toekomstige beroepsuitoefening, gezien het aantal aanmeldingen voor de opleiding. ‘Dat is verleden tijd. Kwantitatief en kwalitatief is er sprake van een verbetering. De leeftijd van aios daalt en hun inzicht en kritische vermogen nemen toe. Dat geeft een enorm elan. Waar een paar jaar geleden niet meer dan één procent van de vierdejaars studenten geneeskunde zich wilde aanmelden voor de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde, was dat percentage in Leiden het afgelopen jaar gestegen tot 13. Hoger dan de cijfers voor de huisartsenopleiding. Dat heeft te maken met een betere zichtbaarheid van het vak in het basis-curriculum, maar natuurlijk ook met het feit dat het als specialist ouderengeneeskunde momenteel relatief eenvoudig is om een baan te vinden.’
Home is where the heart is
In de visie van Wilco Achterberg en veel anderen is het wenselijk dat de inzet van specialisten ouderengeneeskunde zich niet beperkt tot de medische zorg in het verpleeghuis, maar zich meer dan nu ook uitstrekt tot de thuissituatie van kwetsbare ouderen. ‘Langer thuis wonen is in principe een goed idee. Home is where the heart is. Je wint op twee fronten: in veel gevallen neemt de kwaliteit van leven toe, terwijl de kosten lager zijn. Maar dan moet die zorg wel goed zijn georganiseerd. Nu nog ligt er teveel op de schouders van de huisarts. Deze mist daarvoor de tijd en de expertise – huisartsenorganisaties geven dat zelf ook aan. Een specialist ouderengeneeskunde beschikt wél over de kennis en ervaring om een goede analyse te maken en een adequaat behandelplan op te stellen. Als dat gebeurt, zo blijkt, dan ervaart de huisarts dat dikwijls als een enorme opluchting.’
In een samenleving die steeds verder vergrijst, ontkom je er niet aan nieuwe oplossingen te zoeken voor de zorg voor kwetsbare ouderen, vervolgt Wilco Achterberg. ‘En dat gaat verder dan de inzet van specialisten ouderengeneeskunde in de eerste lijn. Duitsland bijvoorbeeld kent een wettelijke plicht om voor je ouders te zorgen, zoals er in de meeste landen al een wettelijke plicht bestaat om voor je kinderen te zorgen. Nu denk ik zelf dat je het niet in de eerste plaats moet hebben van wettelijke regelingen, maar interessant is het wel.'
‘Zorgen voor elkaar is een waarde die in onze verzorgingsstaat aan belang heeft ingeboet. Er zijn nog maar weinig mensen die hun hulpbehoevende ouders bij hen in huis nemen, en daar zijn ook tal van geldige redenen voor. Maar in culturen die van de westerse verschillen, wordt daar heel anders over gedacht. Onder Nederlanders van islamitische afkomst komen relatief weinig opnamen in verzorgings- en verpleeghuizen voor. Het wordt als een schande beschouwd om anderen voor je ouders te laten zorgen, dus als het even kan doe je het zelf. Met alle goede, maar ook minder goede kanten van dien. Als het de kinderen niet lukt om de zorg voor hun ouders goed te regelen, dan krijg je met schrijnende toestanden te maken, van opsluiten, fixatie en overmatig medicijngebruik tot oudermishandeling aan toe.’
Hugo Claus
Wilco Achterberg heeft voor dit alles ook geen kant-en-klare oplossing paraat, geeft hij ruiterlijk toe. ‘Maar een feit is wel dat de opkomst van de verzorgingsstaat, in samenhang met de ontzuiling en het verdwijnen van de religie, de zorg voor ouderen een heel ander karakter heeft gegeven. We lopen nu op tegen de grenzen van dat model. Niet alleen wat de kosten betreft, maar bijvoorbeeld ook als het gaat om de perceptie van de maakbaarheid van het sterven, bijvoorbeeld bij euthanasie. De tolerantie voor de ouderdom, die nu eenmaal met gebreken komt, neemt af. Het lijkt soms wel alsof sterven iets is geworden wat zo snel mogelijk moet gebeuren, op een moment dat iedereen dat het beste uitkomt.
‘Tegelijkertijd is er ook sprake van een versoepeling van de euthanasiecriteria. Klaar zijn met leven, dat zou enkele tientallen jaren geleden toch geen argument zijn geweest om er een einde aan te willen maken, in elk geval niet hardop. Het feit dat zoveel mensen een euthanasieverklaring hebben voor als ze dement worden, is een uiting van hetzelfde fenomeen. Hugo Claus, de schrijver, kampte met beginnende Alzheimer, en vond dat een reden voor euthanasie. Als hij niet meer kon schrijven, meende hij, dan had het leven geen zin meer.
‘Ik wil volstrekt niet in de beweegredenen van een ander treden, maar dat roept bij mij toch vragen op. Hoe erg is het om dement te zijn? Dat het niet makkelijk is, zeker in de beginfase, dat is een feit. Dat het voor de omgeving heel zwaar kan zijn eveneens. Geen enkele twijfel daarover. Maar om dan een einde aan je leven te maken? Dat vind ik moeilijk. Eigenlijk neem je dan je functioneren op de top van je kunnen als referentie. Is dat terecht? Is een leven waarin je minder kunt, ook minder waard? Nogmaals, ik pretendeer niet dat ik antwoorden heb, maar het lijkt me verstandig om hier goed over na te denken.’
Valangst bij heupfracturen
Als hoogleraar institutionele zorg en ouderengeneeskunde begeleidt Wilco Achterberg ruim tien promotietrajecten op het gebied van geriatrische revalidatie en kwaliteit van leven/pijn bij dementie. De vraag welk project hem het meest aanspreekt beschouwt hij als moeilijk. ‘Het is een beetje alsof je vraagt: wie van je kinderen vind je nu het meest bijzonder? Al mijn promovendi zijn gedreven mensen, die vanuit een intrinsieke motivatie proberen het leven van kwetsbare ouderen te verbeteren. Ze doen dat met een ongebreidelde inzet, gesteund door gemotiveerde en enthousiaste sponsors, dikwijls zorgorganisaties. Ze hebben alle medewerking van de deelnemers van ons universitaire verpleeghuisnetwerk, het Universitair Netwerk voor de Care-sector Zuid-Holland (UNC-ZH).'
‘Maar ik ga moeilijke vragen niet uit de weg, en daarom kies ik voor het project ‘Valangst bij heupfracturen’ van Jan Visschedijk. Dit is een bijzonder project, mede omdat het vanuit de basis is ontstaan. Jan, die destijds bij SOLIS in Deventer werkte, zag dat sommige patiënten met een heupfractuur niet zo goed revalideerden als verwacht. Met steun van SOLIS heeft hij zeer nauwgezet de problematiek in kaart gebracht, en mogelijk gemaakt dat wij de eerste interventiestudie gaan uitvoeren om de uitkomsten te verbeteren. Arts in opleiding tot onderzoeker (aioto) Maaike Scheffers gaat daar nu verder mee. Behalve in ons eigen Zuid-Hollandse netwerk en in de GRZ in Nederland, gaan we hier ook internationaal het verschil maken. Om het in Twitter-termen te zeggen: #trots.’
Auteur(s)
- Bert Bukman, adviseur