Boekbespreking 'Voltooid leven'
Ma stopte met eten en drinken
Auteur: Renske Olgers
Te bestellen via www.leeswaar.webnode.nl
In ‘Voltooid leven’ wordt de laatste levensfase van een 93-jarige vrouw beschreven die door bewust af te zien van eten en drinken haar levenseinde bespoedigt. De auteur Renske Olgers is betrokken als schoondochter en zij duidt de hoofdpersoon in het boek aan met ‘ma’. Dit egodocument zet aan tot nadenken over wat ervoor had kunnen zorgen dat het sterfbed van ma prettiger verlopen was. Bewust afzien van eten en drinken om het levenseinde te bespoedigen is een weinig bekende methode. Een patiënt heeft het recht om een behandeling te weigeren, af te zien van eten en drinken. De hulp die de arts dan biedt bestaat uit het verlenen van goede palliatieve zorg.
Met het opschrijven van alle gebeurtenissen in de laatste 12 dagen van ma haar leven, hoopt Olgers op een menswaardiger levenseinde voor de mensen die haar zullen volgen. In de laatste levensfase van haar schoonmoeder loopt zij samen met de andere familieleden tegen veel kennishiaten aan en dit wordt ons als dokters aangerekend. Als specialist ouderengeneeskunde kunnen we dan ook ons voordeel doen met het lezen van dit boek.
‘Voltooid leven’ is opgebouwd uit drie delen. Het eerste, en tevens meest substantiële deel, betreft het gedetailleerde verslag van het proces waarin ma stopt met eten en drinken tot en met haar dood. Het lijkt meteen al mis te gaan in het verwachtingsmanagement van de huisarts. Ma wenst haar leven te beëindigen. De huisarts vertelt dat het hele traject van euthanasie misschien wel langer dan een aantal maanden zal duren en dat ma door te stoppen met eten en drinken binnen enkele weken kan komen te overlijden. Ma wil zo snel mogelijk dood en besluit de daad bij het woord te voegen. Wat onderweg aan mogelijke obstakels te verwachten is, lijkt geen onderwerp van gesprek. Zeker dorst, vragen om drinken (vanuit een delier), de mogelijkheid om terug te komen op de eerder genomen beslissing, hadden in de voorbereiding aan bod moeten komen. Wat mij uit het dag-voor-dag verslag is bijgebleven, is dat alles in dit stervensproces voor de schoondochter er toe doet. Een verzorgende die niet achter ma’s keuze staat, een niet tijdig bestelde fentanylspray, elk ijssplintertje dat ma in haar mond neemt tegen de dorst, de hoeveelheid urine in het incontinentiemateriaal, tot en met zelfs het insmeren van ma’s droge huid. Als hulpverlener hebben we hier een opgave en belangrijke bijdrage in. Goede begeleiding van dit palliatieve traject is frequent, laagdrempelig en intensief.
Het tweede deel van dit boek heet ‘tips en ervaringen’. In dit deel analyseert de auteur de ervaringen opgedaan in de laatste 12 dagen van ma’s leven. Zij draagt op constructieve en analytische wijze verbeterpunten aan. Het betreft zaken als samenwerking (waaronder communicatie en overdracht) tussen zorg, huisarts, familie en nachtzorg, mondzorg en urine en fecesproblemen. Ook constateert zij dat de aanhoudende dorst (normaal gesproken verdwijnt deze juist na enkele dagen) waar ma aan leed een reden had kunnen zijn om uiteindelijk palliatieve sedatie te starten. De KNMG-handreiking ‘Zorg voor mensen die bewust afzien van eten en drinken om het levens einde te bespoedigen’, die de auteur pas achteraf zegt te hebben ontdekt, is hierover duidelijk. Dorst moet bestreden worden met goede mondzorg en dient, indien mondzorg niet afdoende werkt, opgevat te worden als een refractair symptoom. De auteur probeert weg te blijven van oordelen en als lezer missen wij het perspectief van de huisarts: wat waren haar overwegingen om terughoudend te zijn met palliatieve sedatie?
Ik kwam twee zaken in de analyse van Olgers tegen die mij verwonderden en waarover bovengenoemde handreiking geen informatie geeft. Is het zo dat door het invetten/hydrateren van de huid vocht wordt toegediend waardoor het overlijdensproces mogelijk gerekt wordt? De auteur denkt dat zelfs het verkoelende washandje op het voorhoofd van ma voor absorptie van water heeft gezorgd. Ik kan het me niet voorstellen. Ook spreekt de auteur het vermoeden uit dat het bevochtigen van de mond met NaCl 0,9% (fysiologisch zout) mogelijk juist het dorstgevoel in de hand heeft gewerkt. Als dit inderdaad zo blijkt te zijn, dan zou het gebruik van NaCl 0,9% in de stervensfase een kunstfout zijn. Kraanwater lijkt hoe dan ook een beter alternatief.
Het derde deel van ‘Voltooid leven’ beoogt een algemene theoretische achtergrond te geven. Ik miste een inleiding bij dit gedeelte waarin verschillende professionele richtlijnen over onder andere palliatieve zorg, palliatieve sedatie en de maatschappelijke discussie over voltooid leven worden aangehaald. De auteur maakt een subjectieve samenvatting van de literatuur en ik vind het lastig dit deel te lezen zonder te weten wat precies beoogd wordt. Voor wie ook een proces van overlijden door middel van het bewust afzien van eten en drinken begeleidt, zou ik allereerst de KNMG-handreiking ‘Zorg voor mensen die bewust afzien van eten en drinken om het levens einde te bespoedigen’ aan willen raden. Dit zal Olgers beamen. Wanneer er vervolgens behoefte bestaat aan meer (secundaire) literatuur kan ik dit boek van harte aanbevelen.
Auteur(s)
- S.J. de Kort, specialist ouderengeneeskunde, Topaz Leiden