5 vragen aan... Anne van den Brink, hoofd VOSON
Sinds 1 juli 2017 is Anne van den Brink het nieuwe hoofd VervolgOpleiding tot Specialist Ouderengeneeskunde (VOSON) aan de Radboudumc Nijmegen.
Via onze rubriek ‘5 vragen aan …’ kunt u wat meer over haar te weten komen.
1. Wat vindt u in de afgelopen jaren de belangrijkste ontwikkeling binnen de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde ?
Die vraag is voor mij lastig te beantwoorden omdat ik de afgelopen jaren niet bij de opleiding betrokken ben geweest; deze vraag kun je eigenlijk beter stellen aan mijn voorganger, Eric van der Geer, die per 1 juli met pensioen is gegaan.
Waar ik in ieder geval heel veel waardering voor heb, is voor de ontwikkeling en implementatie van het nieuwe curriculum. In dit nieuwe curriculum bepalen ‘kenmerkende beroepssituaties’ (KBS) de inhoud en de kleur van de opleiding. KBS zijn situaties die representatief zijn voor het werkveld van de specialist ouderengeneeskunde. De aios bekwaamt zich gedurende de opleiding in een doeltreffende aanpak van de KBS. Wat een aios hierin te leren heeft, is voor iedere aios anders omdat ze allemaal met een andere bagage aan de opleiding beginnen. In de opleiding wordt hier rekening mee gehouden; samen met de aios wordt een leertraject op maat ontworpen.
Veel meer dan ‘in mijn tijd’ (ik heb de opleiding gedaan van 1994-1996) is de aios zelf verantwoordelijk voor zijn of haar leerproces en ik zie dat dat de aios goed doet: ze zijn actiever en meer betrokken bij de opleiding.
2. Wat zijn uw ambities met de opleiding in Nijmegen?
Op dit moment zie ik de uitbreiding van de capaciteit van de opleiding als de grootste uitdaging. Het aantal opleidingsplaatsen mag vanaf 2018 landelijk groeien van 128 naar 186 plaatsen. De VOSON zal een deel van deze uitbreiding voor haar rekening nemen.
Om meer artsen voor ons prachtige vak te interesseren, werken diverse partijen samen, onder andere SOON, VASON, de Geneeskundestudent, Verenso en de SBOH. We voelen het als een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat geneeskundestudenten en (basis)artsen op een goed moment en op een positieve manier met het vak in aanraking komen. Onbekend maakt onbemind; ik vind dat een onacceptabele constatering voor een specialisme dat zoveel te bieden heeft en waar zoveel behoefte aan is. Met de VOSON zal ik er dan ook alles aan doen om ons steentje hieraan bij te dragen.
3. Hoe trekt u de juiste mensen naar uw opleiding, zowel aios als docenten?
Ik ben heel blij met de gedrevenheid en het enthousiasme die ik binnen de VOSON heb aangetroffen, zowel bij de docenten als bij de aios. Ik ben ervan overtuigd dat zij de juiste mensen naar de opleiding kunnen trekken: als hun verhaal over ons vak, over de opleiding, en/of over het docentschap overkomt en past bij de ambities van een potentiële aios of docent, dan komt het goed! Op alle vlakken hebben we ambassadeurs nodig; aan mij de taak om deze ambassadeurs te faciliteren.
Overigens zou ik hier ook graag van de gelegenheid gebruik maken om collega’s te motiveren om als (co)opleider een bijdrage te leveren aan het opleiden van aios ouderengeneeskunde; om meer aios te kunnen opleiden, zijn ook meer (co)opleiders nodig.
4. Hoe ziet u de rol van de specialist ouderengeneeskunde over 20 jaar?
Ik hoop echt van harte dat de rol van de specialist ouderengeneeskunde zich dan heeft uitgekristalliseerd in de richting waar we nu hard aan werken: de specialist ouderengeneeskunde als een erkende en gewaardeerde arts voor veelal oudere patiënten met complexe, chronische aandoeningen ongeacht de verblijfsplaats van de patiënt. Tevens als graag geziene collega die gevraagd wordt als consulent of (mede)behandelaar door andere artsen die te maken hebben met patiënten binnen het expertisegebied van de specialist ouderengeneeskunde.
Dit kunnen we alleen bereiken als we in verschillende contexten laten zien wat we in huis hebben en waar onze meerwaarde ligt. Naast vakbekwaamheid (inclusief een meer wetenschappelijke attitude) vraagt dat om organisatorische, financiële en leidinggevende kennis en vaardigheden, kortom om medisch leiderschap. Hier gaan we in het nieuwe curriculum meer expliciet aandacht aan besteden, zodat de komende generatie specialisten ouderengeneeskunde hier beter voor is toegerust.
5. Hoe kijkt u aan tegen het ouder worden?
Vandaag viert mijn moeder haar 86ste verjaardag. Zij is kwetsbaar en de leeftijd speelt daar een belangrijke rol in. Zij is nog altijd gemotiveerd om ‘echt oud te worden’. Zij woont samen met mijn bijna 87-jarige vader in het huis waar zij sinds 1969 wonen. Dit met particuliere hulp, vier kinderen die ieder hun bijdrage leveren aan de mantelzorg en 1 x per week thuiszorg voor de begeleiding bij het douchen. Zolang alles maar gaat zoals ze dat verwachten, gaat het best goed. Ouderenzorgbeleid geslaagd!
Waar ik me zorgen over maak, is de manier waarop dit beleid uitgaat van de ‘eigen regie’ van de ouderen. Ik zie hoe ingewikkeld dit voor mijn ouders is vanaf het moment dat hun normale ritme verstoord raakt. ‘Betuttelen’ is niet goed, maar onder het mom van ‘eigen regie’ worden mensen ook aan hun lot overgelaten. Hier hebben we als maatschappij nog wel wat huiswerk te maken, vind ik.
Dat ik zelf ook ouder word, ervaar ik aan mijn eigen kinderen. Ik ben er inmiddels wel aan gewend dat ze me eruit fietsen. Wat ik echt confronterend vind, is het gevoel van lichte paniek als ze m’n mobiele telefoon of laptop in handen krijgen en ‘even iets veranderen wat ik onhandig geïnstalleerd heb’. Zo begint het, ook ik zal eraan moeten wennen.