Benauwd, kortademig of gewoon moe. Ik vind het altijd ingewikkeld om bij de oudste ouderen een goed beeld te krijgen van de klacht ‘dyspneu’. Het lijkt zo makkelijk: een tekort aan adem is toch goed merkbaar en dat moet je als patiënt toch duidelijk kunnen maken? Vanuit het perspectief van iemand die fit en gezond is denken we bij benauwdheid vooral aan momenten van acute ademnood, wat dan ook heel duidelijk is. Maar voor benauwdheid op oudere leeftijd geldt dat meestal niet.
Omdat de klachten vaak langzaam progressief zijn, worden ze ervaren als een constatering: ‘oh, dat kan ik ook niet meer zo goed’ of ‘het zal de leeftijd zijn’. Mensen gaan vaak minder bewegen waardoor de klachten voor eventjes verdwijnen. Maar uiteindelijk komen de klachten terug en moeten activiteiten nog verder worden teruggeschroefd, met alle gevolgen van dien. Of de klachten escaleren door een infectie of de vaak bijkomende hartproblemen.
Al met al staan we als specialisten ouderengeneeskunde voor meerdere uitdagingen als het gaat om benauwdheid bij ouderen. Voor een van die uitdagingen hebben we recent een nieuwe richtlijn gepubliceerd. De richtlijn Lage luchtweginfecties geeft aanbevelingen voor de preventie, diagnostiek en (antimicrobiële) behandeling van lage luchtweginfecties bij kwetsbare ouderen. Hieronder valt ook het optimaliseren van de ondersteunende behandeling ter verhoging van het comfort. De richtlijn beoogt specifiek een bijdrage te leveren aan het terugdringen van antibioticaresistentie door het voorkómen van lage luchtweginfectie en het rationeel voorschrijven van antibiotica.
Er zijn nog meer uitdagingen. Zo vraag ik me al jaren af hoeveel van onze patiënten eigenlijk een bevestigde diagnose COPD hebben? En hoeveel van hen we ‘state of the art’ behandelen? En wat bedoelen we daar dan mee? Moet longmedicatie levenslang gegeven worden? Hoe zorg je voor goede inhalatiemethodes, zeker als het gaat om mensen met een cognitieve stoornis? Hoe schat je de ziektelast goed in? En wie doet er eigenlijk wel eens een spirometrie in het verpleeghuis? Of is dat iets dat echt bij de longarts thuis hoort? Of is het, zoals in de NHG standaard is aangegeven, niet nodig bij onze patiënten vanwege de beperkte levensverwachting? En heeft eigenlijk elke arts de mogelijkheid de crp- bepaling op dezelfde dag aan te vragen, zoals genoemd in de richtlijn?
En natuurlijk is er het eeuwige diagnostische dilemma: het hart of de longen? Natuurlijk gaat het vaak om beide. Ook hier helpt de anamnese vaak maar gedeeltelijk en is het vooral het frequent herhalen van het lichamelijk onderzoek en goede observaties die leiden tot een enige mate van zekerheid in de diagnose. Of er moeten vooruitstrevende collegae zijn die zelf echo’s maken?
Er is veel wat we nog niet weten. En toch behandelen en begeleiden we vele patiënten met longproblematiek en benauwdheidsklachten. We hebben daarin ook onze eigen expertise opgebouwd. Expertise die niet altijd zichtbaar is voor de buitenwereld. Die expertise willen we met elkaar delen op ons congres dit jaar. We bieden een programma aan dat inspeelt op uw dagelijkse praktijk en aandacht heeft voor de bijzondere expertise van de specialist ouderengeneeskunde. Alle aspecten komen aan de orde, waaronder diagnostiek en behandeling. Ook gaan we in op complexe vraagstukken op het grensvlak van behandeling en wonen. En natuurlijk is er ruim aandacht voor de palliatieve fase. Ik hoop dat het congres u wellicht inspireert tot het doen van onderzoek en uw nieuwsgierigheid aanwakkert. En natuurlijk is het ook vooral een congres waar we elkaar kunnen ontmoeten. Ik hoop u daar dan ook te treffen!
Met de nieuwe missie, visie en strategie leek het ons goed om ook de huidige congresformule weer eens tegen het licht te houden. Samen met de congrescommissie gaan we ons bezinnen op vragen als: Wat is het doel van het congres? Willen we vooral kennis verspreiden onder onze leden, of zouden we een breder publiek willen aantrekken? Is er dan nog voldoende ontmoeting tussen de leden? Hoe sluiten we aan bij andere initiatieven, bijvoorbeeld in de regio’s of congressen van geriaters en psychiaters? Allemaal vragen die we begin dit jaar gaan bespreken. Uiteraard gebruiken we hierbij de input die u kunt geven via het evaluatieformulier na afloop van het congres en de communicatie-enquête die recent heeft plaatsgevonden.
Natuurlijk houden we u op de hoogte van de ontwikkelingen. Maar dat er een najaarscongres komt is zeker. Daar hoeft u niet benauwd voor te zijn…
Auteur(s)
- Nienke Nieuwenhuizen, specialist ouderengeneeskunde