Wat en hoe leer je in een kaderopleiding, zoals de kaderopleiding palliatieve zorg? Dat is afhankelijk van de ervaring(en) die iemand heeft (opgedaan) voordat de opleiding begint. Iedere kaderarts zal die (dubbele) beginvraag dus anders beantwoorden.
Kaderartsen gebruiken bij leren graag het woord verdieping en ook: ‘spiegelen van kennis’, ‘leren van elkaar’ en ‘verder willen met je vak’. Ze leren anders dan vroeger: onthouden minder goed. Daarom is het nuttig om basale informatie systematisch en gestructureerd aangeboden te krijgen. De structuur van de tweedaagse opleiding helpt daarbij: uit de praktijk, los van de praktijk en met gelijkgestemden - als lerende - aan de slag met die praktijk. In vergelijking met symposia of dagcursussen wordt tijdens tweedaagsen - ook tijdens de maaltijden - nadrukkelijker de link gelegd naar de praktijk. Het leren is daardoor intensiever.
De opleiding voedt de praktijk. Nieuwe inzichten kunnen snel toegepast worden. Ook als deze niet of anders werken dan gedacht, kan die ervaring een volgende keer weer ingebracht worden. Delen van ervaringen brengt (h)erkenning: 'Heb jij dat ook?', 'Oh, ik ben (dus) niet de enige!'. Deelnemers ervaren de stages tijdens de opleiding als verrijkend: zij voelen zich gelegitimeerd om eens een kijkje in de keuken van iemand anders te nemen. 'Eigenlijk gek, dat we dat niet vaker doen!'
Er zijn palliatieve richtlijnen: maar hoe pas je die toe? Deelnemers leren meer zicht te krijgen op hoe je keuzen maakt, en ze leren van elkaar hoe richtlijnen toegepast kunnen worden in concrete situaties. Zij ervaren nadrukkelijker dat ethiek, zelfreflectie en omgaan met (eigen) kwetsbaarheden een belangrijke rol spelen bij besluitvorming. Bijvoorbeeld tijdens het oefenen van consultatievaardigheden in de mentorgroep. Daar leer je ook informatie over te dragen naar de context van de ander. Het volgen van een opleiding waaraan niet alleen specialisten ouderengeneeskunde, maar ook huisartsen, medisch specialisten en artsen voor verstandelijk gehandicapten deelnemen heeft hiervoor meerwaarde.
Moet je wat met de opleiding doen?
Vele (toekomstige) kaderartsen merken dat de opleiding wat met hen doet en dat daardoor vanzelf de behoefte ontstaat er ook wat mee te willen doen. De opleiding maakt je steviger. Niet alleen vakinhoudelijk. Ook leer je (beter) lesgeven, presenteren en zicht krijgen op veranderprocessen. Nogal eens omschrijven deelnemers veranderingen in zichzelf: meer naar buiten durven treden (ook binnen de organisatie); positie durven innemen (en daardoor vervolgens positie krijgen); eigen referentiekader leren relativeren; multidimensioneel denken. 'Ik zal nog steeds niet zo snel dingen van de daken schreeuwen, maar ik heb wel geleerd naar voren te brengen wat naar voren gebracht moet worden'.
Het praten met anderen gaat vaker samen met ‘zich aangesproken voelen’. 'Misschien ben ik wel wat minder dokter en wat meer mens geworden. Of in ieder geval een andere dokter.' Er ontstaat meer zicht op wat je los kunt maken in anderen en (daarmee) in gang kunt zetten, zowel binnen relaties met patiënten en hun naasten als binnen en buiten organisaties.
Om te kunnen leren is ruimte nodig: ruimte in jezelf en ruimte rond jezelf (bijvoorbeeld in praktijk en gezin). Als die ruimte er niet is, niet gemaakt kan worden, of door omstandigheden verdwijnt, dan blijkt leren in een kaderopleiding lastig.
Auteur(s)
- Drs. Siebe J. Swart, specialist ouderengeneeskunde, kaderarts palliatieve zorg en stafdocent kaderopleiding palliatieve zorg
- Drs. Geertruid van Merwijk, specialist ouderengeneeskunde en kaderarts palliatieve zorg
- Drs. Victor Spieseke, specialist ouderengeneeskunde en kaderarts palliatieve zorg