Het project modernisering opleiding ouderengeneeskunde, PMO2, is na twee jaar vrijwel voltooid. Het daaruit ontstane nieuwe landelijke opleidingsplan gaat opvallende gevolgen hebben voor de opleiding. In een interview met de leden van de projectgroep PMO2 (Arian Lindenbergh (projectleider), Rachel Mak (aios), Michiel van der Wel (opleider), Ilse Kleine Schaars (aios), Eric van der Geer (hoofd opleiding Radboud UMC), Michelle Kromhout (adjunct hoofd opleiding LUMC), Elize Oosterling (onderwijskundige), Martin Smalbrugge (voorzitter, hoofd opleiding VUmc) wordt uitgelegd wat er zoal gaat veranderen en wat daar de achtergrond van is.
Wat was de aanleiding om de opleiding te herzien?
Er was niet slechts één aanleiding, er waren er zeker drie. Dit is des te opmerkelijker, daar de opleidingsinstituten bepaald niet stil hebben gezeten de afgelopen jaren. In 2007 werd immers het geheel vernieuwde landelijk opleidingsplan gepresenteerd, dat competentiegericht was opgebouwd. Bovendien werd de opleiding verlengd van twee naar drie jaar met toevoeging van diverse stageperiodes. In 2011 amendeerden de samenwerkende opleidingsinstituten het plan met een beter toepasbare toetssystematiek en wijziging van de naam van het specialisme van verpleeghuisarts in specialist ouderengeneeskunde. Waarom is dan toch in 2012 al gestart met een volgende herziening?
Allereerst was het bestuur van de Samenwerkende Opleidingen Ouderengeneeskunde Nederland (SOON) nieuwsgierig naar de ervaringen in de praktijk met het vernieuwde opleidingsplan, dat tijdens de invoering in 2007 in feite nog een tekentafelmodel was.
In de tweede plaats publiceerde Verenso in mei 2012 een nieuw takenpakket en beroepsprofiel, dat beter en meer toekomstgericht de werkzaamheden van de specialist ouderengeneeskunde weergeeft. Ook hadden Verenso en SOON in 2011 eisen geformuleerd, waaraan de praktijkvoering van specialisten ouderengeneeskunde moet voldoen. Dit gemoderniseerde profiel en takenpakket werd ingegeven door snelle veranderingen op het werkterrein van de specialist ouderengeneeskunde. Denk aan de extramuralisering, het wegvallen van de schotten tussen de eerste lijn en verpleeghuis en daardoor de toenemende samenwerking tussen de specialist ouderengeneeskunde en huisarts, en de wens van de overheid om de medische zorg voor kwetsbare ouderen te verbeteren. Ook de andere financiering van een groot deel van de zorg voor ouderen, zoals bijvoorbeeld de geriatrische revalidatie, zal aanzienlijke consequenties hebben voor het werk van de specialist ouderengeneeskunde (werken volgens de DOT-systematiek). Dit alles zal van invloed zijn op de werkwijze van de specialist ouderengeneeskunde en de opleiding zal hier op moeten aansluiten.
Tot slot zijn nieuwe onderwijskundige inzichten ontstaan over de inrichting van de medische vervolgopleidingen, zoals het opleiden en toetsen aan de hand van kenmerkende beroepssituaties en beroepsactiviteiten.
Het project is er in geslaagd van haar naam “PMO2” met logo een redelijk bekend ‘handelsmerk’ te maken. Hoe is de projectgroep daar aan gekomen?
Het logo bestaat uit twee elementen: de naam PMO2 en een cirkel. We begonnen met de naam Project Modernisering Opleiding Ouderengeneeskunde Fase 2, dat al snel PMO2 werd genoemd. De toevoeging 'Fase 2' is gemaakt, omdat in 2007 de eerste belangrijke stap naar competentiegericht opleiden werd gezet, fase 1. Om aan te geven dat we voortbouwen op wat toen tot stand is gebracht, spreken we van fase 2. Alle betrokkenen zitten in een eeuwig durende kwaliteitscyclus, die in het projectlogo wordt gesymboliseerd door de cirkel.
Het nieuwe opleidingsplan is vrijwel klaar. Als je het vergelijkt met zijn voorganger, is het grootste deel herschreven. Hoe wist de projectgroep welke koers ze moest kiezen?
Toen we begonnen, wisten we dat ook nog niet exact. Om een goede koers te kunnen uitzetten, hebben we ruim een half jaar de tijd genomen om de bestaande opleiding te evalueren. Ook hebben we de belangrijkste recente en toekomstige wijzigingen in de positie, taken en rollen van de specialist ouderengeneeskunde geïnventariseerd. Daartoe zijn onderzoeken gedaan onder personen verbonden aan de huidige opleidingen en onder personen afkomstig uit het werkveld van de specialist ouderengeneeskunde, inclusief een uitgebreide NIVEL-enquête onder aios. Het verzamelde materiaal is van alle kanten bekeken en besproken tijdens een visieconferentie. Dit hele proces heeft uiteindelijk geleid tot de formulering van een gedragen visie op de nieuwe opleiding.
De visie is opgebouwd vanuit ideaalbeelden, die zijn geënt op de recente en te verwachten ontwikkelingen in het vak ouderengeneeskunde. Ideaalbeelden van de specialist ouderengeneeskunde, aios, opleidingsinrichting et cetera. Nadat deze beelden zichtbaar zijn geworden, kon worden beschreven wat de aios nodig heeft om zich te ontwikkelen tot de specialist ouderengeneeskunde van de toekomst en op welke onderdelen de bestaande opleiding dient te worden aangevuld. Zo werd geformuleerd dat de opleiding de specialist ouderengeneeskunde in spe nog meer dan voorheen moet toerusten op het bieden van medische zorg aan kwetsbare ouderen thuis in nauwe samenwerking met de huisarts. Verder is er meer aandacht nodig voor het werkveld van geriatrische revalidatie en is het belangrijk dat specialisten ouderengeneeskunde naast medisch vaardig, bekwaam zijn in moderne praktijkvoering. Dit houdt in het efficiënt en effectief, dus ook kostenbewust, organiseren van mensen, werk en middelen. Dit omvat ook het gebruik maken van een EPD, taakdelegatie en participatie in kennisnetwerken. Vanzelfsprekend zonder daarbij de kwaliteit van zorg uit het oog te verliezen.
Over de ondersteuning met cursorisch onderwijs zegt de visie dat de aios het meeste baat heeft bij cursorisch onderwijs dat reflecteert op het leren in de beroepspraktijk. Cursorisch onderwijs dus, dat aansluitend aan de praktijk kennis en vaardigheden verdiept. De beroepspraktijk staat centraal. Dit cursorisch onderwijs kenmerkt zich door een gevarieerd kennisprogramma om relevante kennis op hoog niveau op te doen. En door keuzemodules om ruimte te geven aan verschillen in voorkennis, interesse, ontwikkeling en ambities van aios. Met het oog op deze flexibilisering en individualisering van het cursorisch onderwijs bestaat behoefte aan de inzet van moderne (social) media alsmede samenwerking tussen de opleidingsinstituten.
Wat komt in het opleidingsplan terug over de opleidings- en stageperiodes, die de kern van de opleiding zijn?
Hoofddoelstelling van PMO2, voortkomend uit de visie, is verdere verdieping van de kennis en versterking van vaardigheden op zowel het competentiegebied medisch handelen als op de andere competentiegebieden. Hierbij houden we rekening met de veranderende positie en rol van de specialist ouderengeneeskunde. Het kader voor het inrichten van praktijk- en stageperiodes is de beroepspraktijk: die is het ijkpunt van alle leeractiviteiten. Daar van uitgaande, kiezen we ervoor de opleiding expliciet op te splitsen in een basisfase en een verdiepingsfase. In jaar één leert de aios werken met het unieke zorgconcept van langdurige zorg aan chronisch zieken in de laatste levensfase of levensjaren met een palliatieve insteek, zij het anders dan uitsluitend terminaal-palliatieve zorg. In de jaren twee en drie wordt aandacht gegeven aan ambulante psychogeriatrie/gerontopsychiatrie, (geronto)palliatieve zorg, geriatrische revalidatie en werken in de eerste lijn, inclusief samenwerking met de huisarts. Verdieping gericht op kortdurende medische diagnostiek en behandeling van kwetsbare oudere patiënten vindt plaats tijdens een ziekenhuisstage; het derde jaar biedt ruimte voor differentiatie in de vorm van een keuzestage. Een belangrijke leerlijn in het tweede en derde jaar is het consulentschap als onderdeel en voorbereiding op het werken in de ambulante zorg en gezondheidszorg in de eerste lijn. Leren in de praktijk tijdens opleidings- en stageperiodes blijft dus de ruggengraat vormen van de opleiding, waarbij bepaalde werkzaamheden een duidelijk sterker accent hebben gekregen, zoals geriatrische revalidatie en consulentschap.
Jullie noemden in het begin dat één van de aanleidingen voor PMO2 bestaat uit nieuwe onderwijskundige inzichten. Kunnen jullie dat toelichten?
Het rijtje didactische uitgangspunten in de voorganger van dit opleidingsplan komt kort gezegd hier op neer: beroepspraktijk is het vertrekpunt voor leren en opleiden; leren en opleiden is competentiegericht; het opleidingsinstituut en de opleidingsinrichting vormen een krachtige leeromgeving en de aios is verantwoordelijk voor haar eigen leerproces. Deze uitgangspunten vormen op zich een mooie theoretische basis voor de opleiding, maar zowel de opleiders als de aios hebben daarnaast behoefte aan concretisering van wat met die mooie doch wat abstracte woorden wordt bedoeld. Om duidelijk te maken waar en wanneer er wat geleerd kan worden, zijn daarom de activiteiten en beroepssituaties die kenmerkend zijn voor het specialisme ouderengeneeskunde beschreven in het nieuwe opleidingsplan.
Om voor de liefhebber nog iets verder in de onderwijskundige techniek te duiken: het gaat bij de kenmerkende beroepssituaties om een selectie van (oefen)situaties die representatief is voor het totale werkveld. Tijdens de verschillende opleidingsperiodes en -stages bekwamen de aios zich in deze kenmerkende beroepssituaties. Hierdoor ontwikkelen ze de competenties die nodig zijn om in deze situatie, en in vergelijkbare situaties, adequaat te kunnen handelen.
Tijdens het oefenen en werken in kenmerkende beroepssituaties zijn de aios en haar opleider zich bewust van wat de specialist ouderengeneeskunde in essentie behoort te doen. Het gaat daarbij om beroepsactiviteiten die regelmatig terugkomen en tot de kern van het beroepsmatig handelen horen. Beroepsactiviteiten zijn bijvoorbeeld: uitvoeren van een geriatrisch assessment, behandelplan opstellen en (doen) uitvoeren, uitvoeren van spoedeisende ouderengeneeskunde, advance care planning, wilsbekwaamheid beoordelen en omgaan met onvrijwillige zorg en vrijheidsbeperkingen. Waar het om gaat is dat in een bepaalde praktijksetting de specialist ouderengeneeskunde de juiste combinatie van beroepsactiviteiten gebruikt en die in de juiste volgorde uitvoert, daarbij rekening houdend met actuele situatiekenmerken. Dit veronderstelt beheersing van onderliggende competenties. Competenties zijn dus in feite de bouwstenen van de beroepsactiviteiten. Met het toetsen van de beroepsactiviteiten, of een combinatie van beroepsactiviteiten, in kenmerkende beroepssituaties worden inherent de onderliggende competenties getoetst.
Hoe KBS, beroepsactiviteiten en competenties samenhangen is te zien in onderstaand schema.
Kort gezegd komt het erop neer dat de opleider en aios concrete aanwijzingen krijgen aangereikt om handen en voeten te geven aan de didactische uitgangspunten die wij eerder noemden.
Wat gaat de aios van dit alles merken?
Wat de aios gaat merken van de vernieuwing is dat door herdefiniëring van de opleidingsperioden en stageperioden verschuivingen plaatsvinden. Geriatrische revalidatie wordt een afzonderlijke opleidingsperiode, met veel aandacht voor geïntegreerde multidisciplinaire zorg die gericht is op verwacht herstel van functioneren en participatie bij laag-belastbare ouderen, meestal na een acute aandoening of functionele achteruitgang.
Daarnaast zal de aios meer worden getraind hoe te werken in de eerstelijns gezondheidszorg. Hier valt ook de samenwerking met de huisarts onder. Hoewel er geen aparte verplichte opleidingsperiode of stage in de eerste lijn komt, ontwikkelt de aios haar competenties op dit gebied met name tijdens de opleidingsperiode psychogeriatrie, de opleidingsperiode somatiek en de stage ambulant. In deze periodes en stages zal nadrukkelijk aandacht worden gegeven aan bijvoorbeeld deelname aan een eerstelijns consultatieteam vanuit het verpleeghuis, denk aan Mobiel Geriatrisch Team, DOC-team, ambulant team, advies aan huisartsen over casuïstiek tijdens intercollegiaal overleg en deelname aan multidisciplinair overleg in verzorgingshuis of huisartsenpraktijk.
Het praktijkleren wordt in de toekomst beter ondersteund door het cursorisch onderwijs. De aios krijgt meer vrijheid om te kiezen voor de modules waar zij behoefte aan heeft. De noodzakelijke flexibilisering zal worden bereikt door nauwere samenwerking tussen de opleidingsinstituten. Onderwijsmodules zullen landelijk worden aangeboden, waardoor aios meer keus krijgen uit onderwerpen en dus beter kunnen kiezen voor modules die bij hun behoeften passen. Ook ontstaat er meer flexibiliteit in de momenten waarop zij de modules willen volgen. Daar komt bij dat we het aantal verplichte dagen niet meer willen fixeren op 120 (in drie jaar) voor iedereen, maar willen flexibiliseren door een bandbreedte aan te brengen. Gedacht wordt aan een minimum aantal van 100 en een maximum van 130.
Tot slot, maar essentieel, is de introductie van kenmerkende beroepssituaties. Dit is in ieder geval essentieel om de noodzakelijke competenties van aios effectiever te kunnen ontwikkelen. Zoals wij eerder aanhaalden gaan aios en opleider met behulp van kenmerkende beroepssituaties gericht te werk, gecombineerd met een goede toetsmethodiek. Het hele werkveld van de specialist ouderengeneeskunde komt hierbij aan bod, inclusief de nieuwe eisen die aan de specialist ouderengeneeskunde worden gesteld.
Wat heeft de projectgroep 'laten liggen'? Wat moet er nog gebeuren voordat met de nieuwe opleiding kan worden begonnen?
Aanpassing van de opleiding heeft bijna automatisch consequenties voor opleiders, de stageopleiders, de opleidingsinrichtingen en docenten. Eisen aan onder meer de praktijkperiode geriatrische revalidatie dienen te worden geformuleerd. Erkenningseisen dienen te worden herzien en aangevuld. Betrokkenen dienen te worden getraind met aanvullende teach the teacher programma’s. Gekoppeld hieraan is de wenselijkheid van passende definities van opleidingsgroepen en opleidingsplaatsen. Vanzelfsprekend zal ook gewerkt moeten worden aan het vinden en creëren van nieuwe opleidingsplaatsen. Overigens heeft SOON al diverse projecten lopen die ook de diverse uitwerkingen ter hand zullen nemen.
De opleidingsinstituten zullen tevens hard moeten werken aan gedeeltelijke vernieuwing van de toetsings- en beoordelingsinstrumenten. Korte Praktijk Beoordelingen (zgn. KPB’s) zullen bijvoorbeeld moeten worden toegeschreven naar de kenmerkende beroepssituaties. Ook zullen de opleidingsinstituten gezamenlijk het cursorisch onderwijs opnieuw vorm gaan geven. Hierbij zal onder meer het onderwijs rond kenmerkende beroepssituaties nog moeten worden uitgewerkt. Dit vraagt goede samenwerking en afstemming tussen de drie opleidingsinstituten over de inhoud van bepaalde onderwijsprogramma’s. Modules worden mogelijk gezamenlijk gegeven.
En zo is er nog meer op te noemen. Wij zijn nog lang niet klaar, maar het nieuwe opleidingsplan geeft helder aan welke richting we op gaan. Omdat er nog veel is uit te werken, zal het wel even duren voordat alles draait zoals we graag zouden willen. Wellicht is het mogelijk om in plaats van een grote overstap in één keer, de vernieuwingen geleidelijk in te voeren.
Het nieuwe opleidingsplan ziet er ambitieus uit. Het lijkt erop dat een zwaarder toegeruste specialist ouderengeneeskunde het veld zal betreden. Hoe denken jullie de zwaardere opleiding in dezelfde periode van drie jaar te kunnen aanbieden?
Wij zijn er niet zeker van dat je kunt zeggen dat de toekomstige specialist ouderengeneeskunde zwaarder is opgeleid dan nu. Er worden wel meer eisen gesteld, maar wij verwachten dat het mogelijk is om met behulp van KBS en goede toetsmethoden effectiever te kunnen opleiden. Daarnaast is winst te halen uit een zekere flexibilisering en individualisering van de opleiding. Bij waar aios al goed in zijn, hoeft niet langer te worden stilgestaan. Als iemand laat zien bepaalde competenties voldoende te bezitten, kan die persoon verder met andere leerdoelen. Door het bewust werken met kenmerkende beroepssituaties kunnen we effectiever opleiden en de aios meer bagage meegeven in eenzelfde opleidingstijd.
En tot slot: wat gaat de patiënt er van merken?.....
Oudere kwetsbare patiënten ontmoeten straks vaker specialisten ouderengeneeskunde terwijl ze nog thuis wonen. De specialist ouderengeneeskunde is hier goed op voorbereid. Ook de huisarts van de oudere patiënt is beter toegerust, omdat deze vaker van de kennis van de specialist ouderengeneeskunde gebruik zal gaan maken. Door de verschuiving van de ouderengeneeskunde naar de eerste lijn, krijgt de oudere patiënt meer zorg op maat. Daarmee kan zijn kwaliteit van leven langer op een zo hoog mogelijk niveau blijven.
Auteur(s)
- Arian Lindenbergh