App Icoon

Klaar, naar Verenso tijdschrift

Crisisopnames op psychogeriatrische afdelingen

ervaringen van zorgprofessionals

 

Nienke Buitenhuis, Judith Morrenhof, Hannah Nuninga, Rosanne Berkhof, Eefje Sizoo

Samenvatting

Achtergrond en doel
Een crisisopname is een opname die binnen 24 uur in het verpleeghuis noodzakelijk is omdat de situatie op de huidige verblijfsplek voor de cliënt en/of omgeving acuut niet meer veilig is, ondanks inzet van medische, verpleegkundige of verzorgende hulp. De verwachting is dat het aantal crisisopnames in het verpleeghuis van mensen met dementie toeneemt. Een crisisopname heeft veel impact op de cliënt, naasten en betrokken zorgprofessionals. Het doel van dit onderzoek is om meer inzicht te krijgen in hoe het proces rondom een crisisopname verloopt en hoe zorgprofessionals dit ervaren. Meer inzicht in de ervaringen van zorgprofessionals kan bijdragen aan het verbeteren van het proces rondom crisisopnames in het verpleeghuis.

Methode
In deze explorerende, kwalitatieve studie zijn semigestructureerde interviews afgenomen bij negen zorgprofessionals die betrokken zijn bij crisisopnames op psychogeriatrische afdelingen in verschillende regio’s in Nederland. De interviews zijn inductief, thematisch geanalyseerd.

Resultaten
De analyse leverde vier thema’s op: 1) uiteenlopende definities van crisisopnames, 2) proces opname, 3) gevoelens zorgprofessionals en 4) begeleiding cliënt en naasten. Binnen de thema’s is er variatie aan zowel positieve als negatieve ervaringen van de geïnterviewde zorgprofessionals.

Beschouwing
Dit onderzoek onderstreept het belang van een goede multidisciplinaire samenwerking, tijdige overdracht en adequate informatievoorziening en ondersteuning aan opgenomen cliënten en hun naasten.

Achtergrond en doel

De verwachting is dat de komende jaren het aantal mensen met dementie in Nederland zal toenemen.1 In 2020 woonden naar schatting 68% van de mensen met dementie thuis, in totaal 170.000 mensen.2,3 Gezien het Nederlandse zorgstelsel erop is gericht om ouderen zo lang mogelijk thuis te laten wonen, is de verwachting dat dit aantal de komende jaren zal toenemen tot 300.000 tot 400.000 in 2050.1,3

Doordat meer mensen met gevorderde dementie thuis zullen wonen, neemt de kans op een crisissituatie in de thuisomgeving toe. Een crisissituatie kan uiteindelijk leiden tot een crisisopname in het verpleeghuis. Verenso, de vereniging voor specialisten ouderengeneeskunde, definieert crisissituaties en crisisopnames als volgt: “De patiënt woont thuis en verkeert in een crisissituatie, waarbij de huisarts inschat dat opname in een verpleeghuis noodzakelijk is, onverwijld of binnen 24 uur. Er is sprake van een crisissituatie indien de patiënt acuut in een zodanige situatie komt te verkeren dat de huidige verblijfplaats van de patiënt zelf en voor zijn omgeving ontoereikend is om hem verantwoorde medische zorg, verpleging en verzorging en/of veiligheid te bieden. De situatie is dusdanig dat ambulante begeleiding in de thuissituatie ontoereikend is en een ziekenhuisopname/opname in een psychiatrisch ziekenhuis niet nodig of passend is”.4

Het doel van een crisisopname is om de ontstane situatie te stabiliseren en om een behandelplan en vervolgtraject in gang te zetten. Een crisisopname is tijdelijk en duurt één tot zes weken.4

Voor zowel cliënt, mantelzorger als zorgverleners is het van belang dat een crisisopname en het proces zo soepel mogelijk verlopen. Om dit proces te verbeteren heeft Verenso de handreiking ‘Spoed-/crisisopnames in het verpleeghuis’ opgesteld.4 Er is echter nog weinig bekend over de ervaringen van intramurale zorgprofessionals rondom het proces van crisisopnames. Het doel van dit onderzoek is om meer inzicht te krijgen in hoe het proces rondom crisisopnames verloopt en hoe zorgprofessionals dit ervaren. Hiermee hopen we aanknopingspunten te vinden om de zorg voor mensen met dementie en hun naasten te kunnen blijven verbeteren.

Methode  

Het betreft een exploratieve, kwalitatieve studie met zorgprofessionals bestaande uit zorgconsulenten, verzorgenden, verpleegkundigen en specialisten ouderengeneeskunde. Allen waren werkzaam op een psychogeriatrische afdeling. Het onderzoek is door de METC van het Amsterdam UMC goedgekeurd.

Dataverzameling
Zorgprofessionals van vier verschillende verpleeghuisorganisaties werden door artsen in opleiding tot specialist ouderengeneeskunde (de onderzoekers) gericht benaderd. Deze organisaties waren verdeeld over drie Verenso clusters (te weten cluster Oost, Randstad Midden en Randstad Noord).5 De semigestructureerde interviews vonden plaats tussen juni en september 2021 in verpleeghuizen die verbonden zijn aan UNO Amsterdam. De zorgprofessionals hadden op het moment van inclusie langer dan zes weken en korter dan zes maanden geleden te maken gehad met een crisisopname op een psychogeriatrische afdeling. Bij de selectie van deelnemers werd gestreefd naar een heterogene groep. Zo werden er verschillende type zorgverleners benaderd, verschil in leeftijd, regio en ervaringsjaren. Daarnaast werd geselecteerd op basis van beschikbaarheid en bereidheid.  

Iedere zorgprofessional ontving een informatiebrief en tekende vooraf een toestemmingsformulier voor deelname. Demografische gegevens werden verzameld. De interviews werden individueel afgenomen door vijf onderzoekers (RB, JM, HN, NN, MR) aan de hand van een van tevoren bediscussieerde topiclist (zie hieronder). De onderzoekers waren niet getraind in het afnemen van interviews. Er werd een topiclist opgesteld op basis van bestaande literatuur en praktijkervaring van de onderzoekers. Deze topiclijst werd in het onderzoeksteam besproken en werd gedurende het onderzoek aangepast op basis van de bevindingen uit de eerder uitgevoerde interviews. In de meeste gevallen waren de zorgprofessional en onderzoeker collega’s, een enkele keer kenden zij elkaar niet. De interviews duurden 30 tot 45 minuten.

Topiclist

Topiclist_Buitenhuis.jpg 

Analyse
De interviews werden op geluidsband opgenomen, daarna verbatim uitgewerkt en geanonimiseerd. Analyse vond plaats op basis van inductieve thematische analyse zoals beschreven door Braun en Clarke. Hierbij werden de volgende stappen doorlopen:

  1. het lezen en herlezen van de data,
  2. het coderen van de data in drie stappen: open codering, axiale codering en vergelijking en bespreking van de axiale codes tot 72 gedefinieerde groepscodes,
  3. het zoeken naar thema’s,
  4. het reviewen van de thema’s en
  5. het definitief vaststellen van de thema’s.

Stap 2 werd in tweetallen verricht van wisselende samenstelling (RB, NB, JM, HN, NN, MR). Alle onderzoekers waren betrokken bij stappen 3 t/m 5 (RB, NB, JM, HN, NN, MR, ES). In een gezamenlijke bijeenkomst werd consensus bereikt over de uiteindelijke thema’s.

Resultaten

In totaal werden negen zorgprofessionals van vier verschillende verpleeghuisorganisaties individueel geïnterviewd. In tabel 1 zijn de karakteristieken van deze groep beschreven. In de laatste interviews vonden we nog nieuwe codes, waardoor we niet kunnen vaststellen of er saturatie is bereikt.  

Tabel 1. Karakteristieken geïnterviewde zorgprofessionals

Tabel-1-Buitenhuis.jpg 

Uit de interviews kwamen vier thema’s naar voren die verder zijn uitgewerkt:

  1. Uiteenlopende definities van crisisopnames
  2. Proces opname
  3. Gevoelens zorgprofessional
  4. Begeleiding cliënt en naasten

Figuur 1 toont een overzicht van de thema’s en de onderlinge samenhang.

Figuur-1-Buitenhuis.jpgFiguur 1. Schematische weergave van de samenhang tussen de gevonden thema’s en categorieën.
De vier thema’s zijn: uiteenlopende definities van crisisopnames, proces opname, gevoelens zorgprofessionals en begeleiding cliënt en naasten.

1. Uiteenlopende definities van crisisopnames

Zorgprofessionals noemen geen eenduidige definitie van een crisisopname of zijn hier niet altijd van op de hoogte. 

“Ik denk euh… van definitie crisisopname vind ik dus nog even lastig, van wat is crisis.” (Z3)

Wel worden enkele kenmerken van een crisisopname benoemd.  Zo wordt genoemd dat voorafgaand aan een crisisopname een diagnose dementie gesteld moet zijn.

“Wij mogen natuurlijk niet alle mensen hier opnemen want ze moeten eigenlijk
wel een diagnose dementie hebben, of dat er iets gediagnosticeerd is.” (Z7)

Daarnaast wordt een verschil gemaakt tussen een crisisopname en een spoedopname. Een crisisopname zou binnen 24 uur opgenomen moeten worden. Een spoedopname moet op korte termijn plaatsvinden en kan binnen kantoortijden geregeld worden.

“…als je iemand als crisis aanmeldt, dan betekent dat opname
noodzakelijk is binnen 24 uur. Dan is het crisis.” (Z2)

De duur van een crisisopname kan tussen organisaties variëren van één tot meer dan zes weken.

“Nou de laatste keer hadden we één van drie weken, maar normaal
gesproken is het gewoon veertien dagen.” (Z1)

“In principe zit iemand daar zes weken en dat kan dan nog een
keer zes weken verlengd worden.” (Z6)

Zorgprofessionals geven aan dat een crisisopname plaatsvindt wanneer de thuissituatie onhoudbaar en/of onverantwoord is. Als mogelijke oorzaken worden genoemd: lichamelijke uitputting van de cliënt, overbelasting of wegvallen van de mantelzorger, achteruitgang bij de dementie, probleemgedrag, een delier of wanneer de cliënt een gevaar voor zichzelf vormt.

“…of een mantelzorger valt weg thuis, of een verwaarlozing, dat de thuiszorg eigenlijk al voldoende
is ingezet maar gewoon niet meer de zorg kunnen bieden die iemand nodig heeft …  dat het gewoon niet meer verantwoord is voor thuis, gewoon een gevaarlijke situatie.” (Z7)

“Eigenlijk is de crisis vaak dat er bijvoorbeeld een partner voor iemand zorgt en die valt acuut weg.
Die kan niet alleen thuisblijven. Dan is het een hele duidelijke crisis dat die mevrouw of meneer die daar alleen achterblijft, dat die opgenomen moet worden.” (Z8)

2. Opnameproces

Door de zorgprofessionals worden zowel bevorderende als belemmerende factoren genoemd om het opnameproces zo soepel mogelijk te laten verlopen. In tabel 2 zijn deze factoren samengevat. Vervolgens wordt de tabel verder toegelicht.

Tabel 2. Bevorderende en belemmerende factoren in het opnameproces 

Tabel-2-Buitenhuis.jpg 

Aanmelding
Protocol en triage
Voordat een cliënt wordt opgenomen op een crisisplek, is er tussen verschillende partijen contact geweest. Na aanmelding door de huisarts, of soms de casemanager, vindt triage plaats. De aanmelding kan bij het merendeel van de organisaties via een (online) centraal aanmeldportaal.

“Daar is een soort centraal beheer voor. Er is een lijst en daar staat precies waar een crisisbed vrij is. En dan kon je één nummer bellen en dan kon je meteen horen van is er nou wel of niet nog een crisisbed. Dat is voor een huisarts natuurlijk heel makkelijk.” (Z2)

Bij de triage kunnen een GGZ organisatie, de zorgconsulent of specialist ouderengeneeskunde betrokken zijn.

“Daar maak je een verhaal van voor de specialist ouderengeneeskunde. Naar de specialist ouderengeneeskunde maak je dan zo van: ‘ik heb een crisis aanmelding ja’. En die zou dan in
principe akkoord moeten geven op inhoud.” (Z8)

Indien er een indicatie is voor een crisisopname, wordt nagegaan waar de cliënt geplaatst kan worden. Vaak wordt door de zorgconsulent, soms in overleg met de verpleging, beoordeeld of de opname geschikt is voor de aangeboden plek. Zorgprofessionals geven aan dat cliënten bij voorkeur binnen de regio opgenomen worden. Plaatsing vindt in sommige gevallen echter ook buiten de regio plaats.

“We krijgen ook wel eens crisissen vanuit [plaats andere regio], weet je als er echt niets is.
Dan komen ze hier en zodra er dan plek is in [plaats andere regio], dan gaan ze daar heen.” (Z1)

Een negatief punt dat genoemd wordt, is dat de triage tijdens diensturen minder kritisch gebeurt waardoor de opname indicatie niet altijd juist is.

“En dan merken wij ook nog wel dat die ANW-diensten, dat die ook niet echt zo heel erg
kritisch doorvragen en als ze zeggen: ‘Is er een bed?’. Dan is het: ‘Ja is goed’. En dan liggen ze
helemaal verkeerd.” (Z8
)

Overdracht
Zorgprofessionals geven aan dat de huisarts, het ziekenhuis, de thuiszorg, casemanagers of familie gegevens aanleveren over de cliënt. Geïnterviewden benoemen dat de zorgregelaar, zorgconsulent of cliëntbemiddelaar deze informatie verzamelt. Bij het merendeel gebeurt dit tijdig en wordt het kritisch beoordeeld. Buiten kantoortijden komen deze gegevens soms bij het avond-nacht-weekendhoofd (ANW-hoofd) terecht.

Zorgprofessionals lopen tegen verschillenden zaken aan betreffende de overdracht. Zij beschrijven dat de overdracht soms onvolledig is. Dit is vaker het geval buiten kantoortijden of wanneer de overdracht door een waarnemer plaatsvindt.

“Ja, die gegevens waren dus niet echt aanwezig toen.” (Z1)

“Doordeweeks heb je wel wat meer informatie, ja. Vaak op vrijdag, zaterdag en zondag heb
je heel weinig.” (Z9) 

Zorgprofessionals geven aan het wenselijk te vinden om meer informatie over het gedrag van een cliënt te ontvangen.

“Ik had wel graag geweten dat hij dus zo boos kon worden en zo. Ook voor je medebewoners, hè.
Daar vind ik het nog het belangrijkste voor.” (Z9)

Ook worden een aantal positieve punten over de overdracht beschreven. In sommige gevallen geeft de huisarts een warme overdracht. Daarnaast is essentiële informatie altijd aanwezig op het moment dat de cliënt opgenomen wordt.

“En daarom is er ook echt aan gewerkt van, eerst de gegevens binnen en dan de opname.” (Z1)

Opnamedag
Opname

Nieuwe crisisopnames worden vaak aan de afdeling doorgegeven. Het moment van opname wordt met familie en afdeling afgestemd, of de zorgconsulent of het ANW-hoofd geeft een opnametijd door aan de afdeling.

 “Als mensen dichtbij wonen kan het snel, maar in de praktijk proberen ze dan ook, als die ruimte
er is hè, op de afdeling een moment te kiezen dat het niet halverwege de maaltijd is of zoiets.
Dus dan laat je het ook een beetje van de afdeling afhangen.” (Z3)

Er wordt echter ook genoemd dat het voorkomt dat er geen overleg plaatsvindt over hoe laat een cliënt op een afdeling ontvangen kan worden, of dat een cliënt zonder overleg op de afdeling geplaatst wordt.

“Ja weet je, en dat je dan in één keer als verpleging de beslissing krijgt van ja er staat een
crisis voor de deur. Ja wie ben ik dan om te zeggen van ‘u mag niet komen’.” (Z7)

Bij voorkeur vindt opname zo snel mogelijk na aanmelding plaats en gedurende de dag. Opnames in de avond en nacht komen voor en worden verschillend ervaren. 

“Het is soms niet zo handig als iemand ’s avonds komt of achter in de middag. Maar ja, je bent
niet voor niks crisis denk ik dan.” (Z6)

“En ik was er dus nog. En toen heb ik ’s avonds laat nog die opname gedaan. En dat vond ik prima,
dat is helemaal leuk. Dan heb je eigenlijk nog meer tijd voor die mensen.” (Z1)

Zorgprofessionals vertellen dat crisisopnames buiten reguliere werktijden vaker problemen geven.

“Euh nou in het verleden was het altijd ook wel eens ’s avonds en ‘s nachts en zo en dat we dan eigenlijk ook echt voor situaties kwamen dat het eigenlijk niet voor deze afdeling was, dat het eigenlijk echt met agressie te maken had.” (Z7)

Als een crisisopname binnen kantoortijd is, ziet de arts de cliënt op de dag van opname. Als een opname buiten kantoortijd valt, ziet de arts de cliënt op de eerstvolgende (werk)dag. In de dienst wordt de dienstdoende arts gebeld om medicatie in te voeren of bij problemen.

Het opnamegesprek wordt vaak gedaan door de eerst verantwoordelijk verpleegkundige (EVV’er) of zorgmedewerker in aanwezigheid van familie of casemanager. De arts zit bij het opnamegesprek, of spreekt cliënt en familie na het gesprek met de zorgmedewerker. De cliënt komt zelden alleen.

Tot slot verloopt soms de samenwerking tussen zorgconsulent en afdeling niet goed. Zo wordt de zorgconsulent niet altijd op de hoogte gebracht door de afdeling dat iemand wordt opgenomen tijdens diensturen.

“En wij hebben ook wel omgekeerd gehad dat er ‘s avonds of ‘s nachts iemand opgenomen
was wat wij niet wisten. Hadden wij geen mailtje gekregen, dan kwamen we er drie dagen
later achter dat er iemand op het crisisbed lag." (Z8)

Discrepantie overdracht en eigen indruk
De verwachting bij een crisisopname komt niet altijd overeen met de werkelijkheid. Voor opname verzamelt de zorgconsulent informatie van de huisarts, thuiszorg, casemanager en familie om een goed beeld te kunnen vormen. Soms is de situatie minder ernstig dan verwacht.

“En dan denk je ‘oh, problemen, problemen’. En uiteindelijk is er hier dan niks aan de hand.” (Z6)

Het komt ook voor dat de situatie complexer is dan verwacht. Zo blijkt er regelmatig sprake van een niet herkend delier, niet vermelde gedragsproblemen of er is geen diagnose bij pre-existente cognitieve stoornissen.

“Ik vind dat er relatief vaak een delier bij zit. En ze moeten natuurlijk ook beoordelen of het
toch niet gewoon psychiatrie is.” (Z2)

“Ze hadden niet verteld dat hij bozig was.” (Z9)

Tot slot benoemen zorgprofessionals dat de situatie niet altijd urgent is of dat er eerder in het proces aanwijzingen waren voor escalatie op korte termijn.

“Want weet je, vaak is een crisis niet pas vandaag aangemeld. Ze weten vaak al
wel van: ‘nou, binnenkort gaat het escaleren’.“ (Z6)

“Ja, dan denk ik: ‘hoezo crisis?’. Dan komen ze al binnen dat ik denk: ‘nou dat had ook wel
gewoon als reguliere opname gekund volgens mij’. Dan zie ik het meer als een spoedopname.” (Z6)

Opnamebeloop
Samenwerking
Zorgprofessionals geven aan dat een duidelijke rolverdeling en goede samenwerking tussen verschillende disciplines bij een crisisopname belangrijk is.

“Het is een groepsproces met volgers, doeners en leiders.” (Z5)

Afhankelijk van het moment van opname worden disciplines direct of de eerstvolgende werkdag geconsulteerd. Bij gedragsproblematiek wordt de psycholoog vaak direct ingeschakeld. Gedurende de crisisopname overleggen de verschillende disciplines regelmatig.

“We houden contact met familie en na twee weken plannen we sowieso al direct een afspraak om even te evalueren met elkaar. … En met zes weken is er een MDO, een eerste MDO, met de zorgregelaar samen met de psycholoog, met de arts en iemand van de familie.” (Z6)

Omgevingsfactoren
Zorgprofessionals omschrijven hoe de omgeving van een crisisbed eruit ziet. Per afdeling is er in principe één crisisbed. Verder wordt aangegeven dat het wenselijk is dat er een loopcircuit is, zodat een cliënt bewegingsvrijheid heeft.

“Ja, alleen het idee al, dat ze niet opgesloten zitten.” (Z6)

Ook wordt genoemd dat het belangrijk is dat er op de afdeling een ruimte is waar je de cliënt kan afzonderen van medebewoners.

“Nou kijk... Om hem even apart te nemen, dat kun je hier niet ofzo. En dat vind ik wel jammer. ... Eigenlijk moest er iets zijn waar je dan even met hem apart kan zijn, of hoe of wat.” (Z9)

Zorgprofessionals maken zich weleens zorgen om medebewoners op de afdeling, met name als er bij een crisisopname sprake is van gedragsproblematiek.

“Ja, je hebt hier direct dan negentien andere mensen erbij zitten, hè.
En dat is wel eens tricky.” (Z9)

Uitplaatsing
De definitieve ontslagbestemming wordt in samenspraak met familie bepaald. Binnen enkele dagen tot zes weken na opname vindt overleg plaats over uitplaatsing met familie en/of afdeling. Bij uitplaatsing kan de cliënt naar een andere zorginstelling uitgeplaatst worden, het crisisbed kan omgezet worden naar een definitieve plek of de cliënt gaat met ontslag naar huis. Plaatsing buiten de regio komt zelden voor. Zorgprofessionals geven aan dat een crisisbed soms langer bezet wordt gehouden omdat het niet wenselijk is een cliënt in korte tijd opnieuw te laten verhuizen of als nog niet duidelijk is waar cliënt het beste naartoe kan.

“En soms heb je ook mensen waarvan je denkt ‘dit is niet je plekje,
maar wat is dan wel je plekje?” (Z6)

Regelmatig is er bij familie onduidelijkheid dat een crisisopname een tijdelijke plek is. Tijdens een opname ontstaat rust als goede uitleg over het doel en de duur van de crisisopname wordt gegeven en de multidisciplinaire samenwerking goed is. Hierdoor verloopt de uitplaatsing soepeler.

“Maar dat is wel belangrijk ja, dat er goed uitgelegd wordt. Dat het in principe … een tijdelijk bed is. Dat betekent altijd, als het om een definitieve opname gaat want vaak zit dat er wel aan,
hoe dan ook een andere plek.” (Z2)

3. Gevoelens zorgprofessionals

Zorgverleners zijn tevreden over de (multidisciplinaire) samenwerking tijdens een crisisopname. Zij geven aan zich gesteund te voelen door andere disciplines bij ingewikkelde casuïstiek en ervaren het als prettig om lastige situaties in het team na te bespreken. Daarnaast wordt genoemd dat ervaren zorgverleners collega’s helpen die minder ervaring hebben met crisisopnames en dat het rust geeft in het team als je weet dat je op collega’s kan terugvallen.

“Maar er zijn best wel situaties, die anders zijn dan de andere, die uitdagender zijn dan de andere.
Dan is het heel fijn dat je op je collega’s kunt rekenen.” (Z4)

“Je hebt natuurlijk ook nieuwe collega’s, die het wel spannend vinden. En die je dan meeneemt en
laat zien van ‘het is niet zo spannend als het lijkt’. Als je maar een beetje weet wat je moet doen
en bij twijfel gooi wat in de app. Er reageert wel iemand.” (Z6)

Zorgverleners ervaren het doen van crisisopnames als leuk en uitdagend. Een crisisopname geeft dynamiek op de afdeling en het is iedere keer een verrassing wie er binnenkomt. De zorgprofessionals vinden het bevredigend om te zien dat met de juiste benadering een cliënt na enkele dagen rustiger wordt en de crisis naar de achtergrond verdwijnt.

“Het is en blijft intensief werk, maar heel erg mooi. Ik zou met niets willen ruilen.” (Z4)

“Ik vind het echt heel leuk. Maar ik vind het ook een enorme uitdaging om iemand die hier dan binnenkomt dat ik dan denk: ‘oké, die krijg ik hier gewend, zonder al te veel medicatie’.” (Z6)

Een crisisopname kan echter ook spanning geven bij de zorgverlener.

‘’Want mensen, hebben we wel gemerkt, dat collega’s het toch wel eng vonden. Wie komt er dan? Iemand kan onrustig zijn, en misschien de familie meebrengen die onrust teweegbrengt.
Het is allemaal een beetje spannend.” (Z5)

Agressie bij een cliënt heeft veel impact op de zorgprofessional. Het voelt niet prettig om gebruik te moeten maken van noodmedicatie.

“Nou, dat voelt niet prettig. Nee, want je bent iemand die overal voor wil zorgen. En ja, dit is geen leuke manier van zorgen, nee. Daarom dat je hem gaat spuiten en onder dwang en noem maar op. Nee. Dat je echt met zes man er bovenop zit en nee, dat voelt niet fijn.” (Z9)

De zorgprofessionals ervaren het als heftig om de emoties van de familie te zien bij een crisisopname. Daarnaast hebben ze bewondering voor families en mantelzorgers hoe lang ze soms de zorg hebben volgehouden.

“Maar voor families is het een drama als het gebeurt, een crisisopname over het algemeen.” (Z3)

“In de loop van de week komt er steeds meer naar boven van ‘oh oké, dan hebben jullie
het nog lang volgehouden.” (Z6)

Zorgverleners vinden het moeilijk voor de cliënt die wordt opgenomen. Ze begrijpen de boosheid van de cliënt die plotseling wordt opgenomen.

“Iemand gaat door een rouwproces, laat die er ook maar doorheen gaan. Dat mag toch? Je mag toch een keer boos worden van ‘potverdikke, ze hebben me achter de deur gedrukt hier. …
Ik zou ook boos worden. Ik zou ook met een stok tegen de ramen aanslaan, ik ga eruit.” (Z6)

4. Begeleiding cliënt en naasten

Zorgprofessionals geven tijdens een crisisopname begeleiding aan de cliënt en aan de naasten. 

Cliënt
Bij opname proberen zorgmedewerkers de cliënt welkom te heten en gerust te stellen.

“Proberen een beetje nou ja te verwelkomen met een kop koffie en, euh, nou ja de ene keer is van
‘nou ja je logeert hier vannacht even’ of, euh, probeert een beetje uit te leggen van waarom iemand uit huis is gezet. Nou ja, je probeert ze een beetje gerust te stellen.“ (Z7)

Zorgmedewerkers ondervinden soms moeilijkheden bij het begeleiden van de cliënt. Er is vanuit de cliënt vaak boosheid en onrust. Ook wordt aangegeven dat het soms een probleem is om een cliënt met gedragsproblematiek te begeleiden doordat er weinig personeel is.

“Een nachtdienst is altijd alleen hier, dus je kunt ook niet je nachtdienst ermee laten zitten.
Nee dat was niet verantwoord.” (Z9)

Naasten
Zorgmedewerkers geven aan dat er bijna altijd naasten betrokken zijn bij de opname. Er wordt vaak bij opname tijd genomen om naasten uitleg te geven over de crisisopname. Bij sommige opnames is alles vooraf duidelijk gecommuniceerd naar de naasten. Bij andere opnames geven de naasten bij de zorgmedewerker aan dat ze niet goed waren voorbereid.

“Dus die mensen waren helemaal ontdaan. Het was voor hun niet duidelijk hoe die hele procedure in zijn werk ging. Wat er precies wanneer ging gebeuren. Dat had hen echt overvallen.” (Z2)

De impact van een opname op naasten is groot. Een opname is een grote stap en alles gaat in een crisissituatie erg snel. Het overvalt de naasten geregeld.

“Het moet bij de familie ook altijd even zakken. Je hebt dan oog voor de crisisopname, maar eigenlijk is de familie minstens zo belangrijk. Het is nogal wat.” (Z6)

“En die familie was ook heel erg overstuur.” (Z1)

Zorgmedewerkers geven aan dat er in hun organisatie aandacht is voor de begeleiding van naasten. Dit wordt in eerste instantie gedaan door de betrokken zorgmedewerkers, maar indien nodig kan de maatschappelijk werker, geestelijk verzorger of psycholoog worden ingeschakeld.

Beschouwing

Dit onderzoek beoogt inzicht te geven in hoe het proces rondom crisisopnames op een psychogeriatrische afdeling in het verpleeghuis verloopt en hoe zorgprofessionals dit ervaren. Zorgprofessionals blijken verschillende definities van crisis(opname) te hanteren. Gedurende het proces van een crisisopname zijn goede samenwerking en overdracht tussen zorgprofessionals en tijdige communicatie met familie belangrijk om het proces goed te laten verlopen. Buiten kantoortijden kan de afwezigheid van voldoende (vaste) zorgmedewerkers en behandelaren het proces belemmeren. Zorgprofessionals geven aan dat situaties van veel onrust van de cliënt en emoties bij families indruk maken. Zij benadrukken het belang van tijd nemen voor begeleiding van zowel de cliënt als de familie.    

Het onderzoek laat zien dat de definitie van een ‘crisis’ niet eenduidig is. Ook in de literatuur zijn verschillende definities van een crisis bij dementie beschreven.7,8 Vroomen et al. beschrijven in hun systematische review dat een crisis per individuele casus kan verschillen. Zij komen tot de definitie van ‘een proces waarin een stressor zorgt voor een disbalans, waarbij direct een beslissing noodzakelijk is om te zorgen voor een oplossing voor de crisis’.8 Uit ons onderzoek komen diverse stressoren naar voren die aanleiding gaven tot de beslissing tot een crisisopname als oplossing, zoals lichamelijke uitputting, een delier, ernstig probleemgedrag of situaties waarin de cliënt een gevaar voor zichzelf vormde. Ook werden overbelasting of wegvallen van de mantelzorger genoemd als aanleidingen. Dit komt overeen met eerder onderzoek naar de oorzaken of aanleiding van crisisopnames.7,9 Een delier als reden voor een crisisopname is echter opvallend. Bij het vermoeden van een delier zou goed (aanvullend) onderzoek moeten volgen naar een onderliggende oorzaak. Afhankelijk van de situatie en wensen van de cliënt zou diagnostiek en behandeling in de thuissituatie, het eerstelijnsverblijf of ziekenhuis passender zijn. Een delier bij dementie blijkt echter vaak niet (tijdig) te worden herkend.10,11 Dit suggereert dat het belangrijk is bij de triage goed uit te vragen of er een delier speelt. Opmerkelijk is ook dat zorgverleners ‘achteruitgang in de dementie’ als aanleiding noemden. Aangezien dit te verwachten is bij het dementieproces roept dit de vraag op wat dan de reden is dat een crisis ontstond waarvoor binnen 24 uur opname noodzakelijk was. Wellicht waren er al eerder signalen dat op korte termijn opname noodzakelijk zou zijn en was de acute crisissituatie te voorkomen geweest, zoals sommige geïnterviewden suggereren. Uit onderzoek van Litjens et al. naar crises in de thuissituatie blijkt dat aan ‘grote’ crisissituaties vaak ‘kleine’ crises voorafgaan, zoals een doorgemaakte infectie, een valincident, probleemgedrag of dwaalgedrag.12 Verder onderzoek naar het proces in aanloop naar een crisisopname in het verpleeghuis kan mogelijk aanknopingspunten geven om crisissituaties te voorkomen of beter te begeleiden.  

Het opnameproces buiten kantoortijden verloopt niet altijd optimaal. Dit komt overeen met de bevindingen van Verenso.4 De zorgprofessionals in ons onderzoek ervaren dat buiten kantoortijden de triage minder kritisch verloopt, waardoor de opname indicatie niet altijd juist is. Tevens is de overdracht buiten kantoortijden vaker onvolledig. Het ontbreken van een goede overdracht tijdens diensturen wordt ook bij andere patiëntenpopulatie gezien.13 Om zowel de triage als de overdracht beter te laten verlopen, zou het helpend zijn om regionale afspraken te maken over de informatie die minimaal aanwezig moet zijn.

Uit het onderzoek is gebleken dat zorgprofessionals een crisisopname als uitdagend en leuk ervaren, maar ook als heftig of spannend. Zorgprofessionals vinden het belangrijk om goede begeleiding te bieden vanwege de grote impact van een crisisopname op cliënten en naasten. Zorgverleners geven aan dat een crisisopname beter verloopt, wanneer er een goede multidisciplinaire samenwerking is. Daarnaast is een goede samenwerking tussen de betrokken disciplines cruciaal om eenduidige uitleg over het doel en de duur van de crisisopname te kunnen geven aan familie. Voor familie kan het bijvoorbeeld onduidelijk zijn dat een crisisbed in principe een tijdelijke plek is. De handreiking van Verenso beschrijft dat het essentieel is dat de cliënt en/of diens vertegenwoordiger te horen krijgt én begrijpt dat het om een tijdelijke opname van maximaal zes weken gaat en dat nadien doorplaatsing of terugplaatsing zal plaatsvinden.4 Zorgverleners in ons onderzoek benadrukten het belang van goede uitleg over het doel en de duur van de crisisopname en benoemen dat betere communicatie over de duur en het doel van de opname bijdraagt aan een soepelere uitplaatsing. De aanbeveling om naasten van kwetsbare ouderen actief te betrekken in de ontslagprocedure om dit beter te laten verlopen, sluit aan bij eerder onderzoek van Digby et al.14

Sterke punten en beperkingen

Voor zover bekend is het huidige onderzoek de eerste exploratieve studie die gedaan is naar de ervaringen van zorgprofessionals rondom crisisopnames. Door deelname van een heterogene groep zorgprofessionals uit verschillende disciplines en uit diverse regio’s in Nederland is inzicht verkregen in hun ervaringen. Middels semigestructureerde interviews is veel data verkregen, mede door de proactieve houding van de deelnemers. Interviewer bias is zoveel mogelijk voorkomen doordat de interviews af zijn genomen door verschillende onderzoekers aan de hand van een vooraf opgestelde topiclist. Bovendien is de codering en analyse per onderdeel door minimaal twee onderzoekers uitgevoerd om de kans op confirmation bias te minimaliseren.

Een minder sterk punt van dit onderzoek is dat de interviewers niet getraind waren in het afnemen van interviews. Daarnaast is door het beperkte aantal geïnterviewde zorgprofessionals geen verzadiging bereikt. Vanwege het niet behalen van saturatie hebben we mogelijk belangrijke informatie gemist. Desalniettemin denken we een goede indruk te hebben gekregen hoe het proces rond een crisisopname verloopt en hoe zorgverleners dit ervaren. Er was soms sprake van een hiërarchie tussen interviewer en geïnterviewden. Hierdoor werden mogelijk sociaal wenselijke antwoorden gegeven.

Aanbevelingen

Deze exploratieve studie onderstreept het belang van duidelijke communicatie tussen alle betrokken partijen en een goede uitleg aan cliënten en mantelzorgers over hoe een crisisopname verloopt. Daarnaast is het van belang dat de cliënt en zijn naasten goed worden begeleid door een bekwaam zorgteam gedurende het gehele proces van een crisisopname. Hiermee hopen we dat een crisisopname zo soepel mogelijk zal verlopen voor zowel cliënt als naasten. Wij adviseren zorgorganisaties duidelijke werkafspraken te maken over hoe de begeleiding van cliënten en naasten vormgegeven wordt.

Daarnaast zien wij aanwijzingen dat een deel van de opnames die als crisisopname binnen komen achteraf gezien te verwachten waren. Mogelijk kan een betere voorbereiding en uitleg in de thuissituatie ervoor zorgen dat de betrokkenen beter op de hoogte zijn van het beloop van een crisisopname. Dit kan de impact van een crisisopname voor zowel cliënt als naasten hopelijk verminderen. Tevens blijkt uit dit onderzoek hoe belangrijk het is dat er duidelijke afspraken zijn over het proces, zowel multidisciplinair als regionaal, om de samenwerking rondom crisisopnames te bevorderen.

Wij denken dat het van belang is om in vervolgonderzoek huisartsen en andere betrokken in de eerstelijn te interviewen om in kaart te brengen hoe het proces in de eerstelijn verloopt. Het is wenselijk om in nader (regionaal) onderzoek meer informatie te verkrijgen over waarom onderdelen in het proces minder soepel verlopen. De in dit onderzoek geïdentificeerde bevorderende en belemmerende factoren in het proces rondom opname (tabel 2) kunnen hiervoor als leidraad dienen.   

Dankwoord

Met dank aan Zorggroep Solis, Carintreggeland, Accolade Zorg, de Zorgcirkel en alle deelnemers aan de interviews. Dank aan Marjan Roelofs en Nujen Nguyen voor ondersteuning bij het tot stand komen van dit onderzoek.

Auteurs

  • Nienke Buitenhuis, aios ouderengeneeskunde, Amsterdam Universitair Medische Centra, locatie VUmc, afdeling Ouderengeneeskunde – GERION
  • Judith Morrenhof, aios ouderengeneeskunde, Amsterdam Universitair Medische Centra, locatie VUmc, afdeling Ouderengeneeskunde – GERION
  • Hannah Nuninga, aios ouderengeneeskunde, Amsterdam Universitair Medische Centra, locatie VUmc, afdeling Ouderengeneeskunde – GERION
  • Rosanne Berkhof, aios ouderengeneeskunde Amsterdam Universitair Medische Centra, locatie VUmc, afdeling Ouderengeneeskunde – GERION
  • Eefje M. Sizoo, specialist ouderengeneeskunde, onderzoeker en docent, Amsterdam Universitair Medische Centra, locatie VUmc, afdeling Ouderengeneeskunde – GERION/ Amsterdam Public Health research institute (APH)

 

Literatuur

  1. Alzheimer Nederland. Factsheet cijfers en feiten over dementie. [Internet]. Beschikbaar via: https://www.alzheimer-nederland.nl/factsheet-cijfers-en-feiten-over-dementie. [Geraadpleegd op 5 december 2022].
  2. Vektis. Factsheet dementie. [Internet]. Beschikbaar via: https://www.vektis.nl/intelligence/publicaties/factsheet-dementie. [Geraadpleegd op 19 juli 2023].
  3. Vektis. Grote toename van ouderen met dementie verwacht. [Internet]. Beschikbaar via: https://www.vektis.nl/intelligence/publicaties/grote-toename-van-ouderen-met-dementie-verwacht. [Geraadpleegd op 4 september 2023].
  4. Vereniging van specialisten ouderengeneeskunde. Handreiking spoed-/crisisopnames in het verpleeghuis. Utrecht: Verenso; 2013.
  5. Vereniging van specialisten ouderengeneeskunde. Regio’s Verenso. [Internet]. Beschikbaar via: https://www.verenso.nl/over-verenso/vereniging/regio-s. [Geraadpleegd op 13 februari 2023].
  6. Braun V, Clarke V. Using thematic analysis in psychology. Qual Res Psychol. 2006; 3(2): 77-101. DOI: 10.1191/1478088706qp063oa.
  7. Hopkinson JB, King A, Mullins J, Young L, Kumar S, Hydon K, et al. What happens before, during and after crisis for someone with dementia living at home: A systematic review. Dementia (London). 2021 Feb; 20(2): 570-612. DOI: 10.1177/1471301220901634.
  8. MacNeil Vroomen J, Bosmans JE, van Hout HP, de Rooij SE. Reviewing the definition of crisis in dementia care. BMC Geriatr. 2013 Feb 1; 13(10). DOI: 10.1186/1471-2318-13-10.
  9. Van Kerkhof APA, Wetzels RB, Zuidema SU. Psychogeriatrische crisisopnames: een casecontrolstudie. Tijdschrift voor Ouderengeneeskunde. 2012 Dec; 37(6): 287-292.
  10. Stroomer-van Wijk AJ, Jonker BW, Kok RM, van der Mast RC, Luijendijk HJ. Detecting delirium in elderly outpatients with cognitive impairment. Int Psychogeriatr. 2016 Aug; 28(8): 1303-11. DOI: 10.1017/S1041610216000600.
  11. Quispel-Aggenbach DWP, Schep-de Ruiter EPR, van Bergen W, Bolling JR, Zuidema SU, Luijendijk HJ. Prevalence and risk factors of delirium in psychogeriatric outpatients. Int J Geriatr Psychiatry. 2021 Jan; 36(1): 190-196. DOI: 10.1002/gps.5413.
  12. Litjens MJ, Perry M, Hendriks S, Olde Rikkert M. Crisisopname bij dementie dient zich vaak al eerder aan: ‘Kleine crisis’ kan vroege waarschuwing zijn. Med Contact (Bussum). 2021 Jan 14.
  13. De Bock GH, Van Kampen IM, Van der Goot JH, Hamstra M, Dekker JH, Schuit KW, et al. Transfer of information on palliative home care during the out-of-hours period. Fam Pract. 2011 Jun; 28(3): 280-286. DOI: 10.1093/fampra/cmq104.
  14. Digby R, Bloomer MJ. Families and caregivers of older people: expectations, communication and care decisions. Collegian. 2014; 21(4): 345-51. DOI: 10.1016/j.colegn.2013.08.006.
PDF
Genereer PDF document