App Icoon

Klaar, naar Verenso tijdschrift

Bespreking tuchtrechtzaak: Wie is bevoegd een klacht bij het tuchtcollege in te dienen?

Commentaar bij uitspraak C2019.048-an

Vrouwe-Justitia.jpg

Roy Knuiman

 

Vooraf

Onenigheid binnen de familie over allerlei zaken, ook over het wel of niet indienen van een klacht. Het komt helaas maar al te vaak voor. Juist in de laatste fase van het leven van een cliënt, komen de verhoudingen in de familie soms op scherp te staan. In deze zaak (C2019.048-an) bevestigt het Centraal Tuchtcollege de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege in Den Haag en geeft daarbij een heldere uitleg bij de vraag wie als klager in het tuchtrecht mag worden aangemerkt. Deze zaak draait om de ontvankelijkheid van klaagster. Het tuchtcollege kan alleen toekomen aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak, als klaagster ontvankelijk is in de klacht. Als het tuchtcollege gevraagd wordt de ontvankelijkheid te beoordelen, staat de vraag centraal of de persoon die de klacht indient wel hoort tot de groep van belanghebbenden die volgens de wet BIG een tuchtrechtelijke klacht mag indienen. Deze zaak maakt duidelijk dat in de eerste plaats de cliënt zelf degene is die een klacht mag indienen. Pas als sprake is van wilsonbekwaamheid ter zake van het indienen van de klacht en de procedure waarin deze wordt behandeld, is de wettelijk vertegenwoordiger gerechtigd om een klacht in te dienen.

Feiten

Op 8 november 2018 heeft klaagster bij het Regionaal Tuchtcollege in Den Haag een klacht ingediend tegen specialist ouderengeneeskunde D. Dit college heeft klaagster op 22 januari 2019 niet-ontvankelijk verklaard in de klacht. Klaagster heeft vervolgens tijdig beroep ingesteld, waarna dit beroep behandeld is in openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege. Klaagster -cliënte- is op 18 mei 2019 overleden. De dochter van wijlen klaagster wil nu als gemachtigde in beroep de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voorleggen. Zij treedt voor het Centraal Tuchtcollege als gemachtigde op. Belangrijk detail in deze zaak is dat niet de dochter van cliënte de wettelijk vertegenwoordiger is, maar dat de echtgenoot van cliënte dit als mentor is en hij als mentor bovendien niet instemt met de klacht. Aanvullend belangrijk detail: in dit geval heeft de rechtbank aan de echtgenoot het mentorschap voor cliënte toegewezen op 3 september 2018, vóórdat het inhoudelijk klaagschrift werd ingediend.

De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en stelt dat het Regionaal Tuchtcollege klaagster terecht niet ontvankelijk heeft verklaard in haar klacht en verzoekt het beroep daarom te verwerpen.

Beoordeling en beslissing

Het Centraal Tuchtcollege noemt de elementen die van belang zijn om de vraag naar ontvankelijkheid in deze zaak te beoordelen. Allereerst bepaalt de Wet BIG dat een tuchtklacht ingediend kan worden door een rechtstreeks belanghebbende. Rechtstreeks belanghebbende is in de eerste plaats de patiënt(e) die een klacht heeft over zijn of haar behandeling. Maar ook anderen kunnen als rechtstreeks belanghebbenden worden aangemerkt. Dit geldt onder meer voor de wettelijk vertegenwoordiger van de patiënt, zoals zijn of haar mentor in geval van mentorschap. Het Centraal Tuchtcollege benadrukt daarbij wel dat steeds uitgangspunt is dat de patiënt zelf die daartoe behoorlijk in staat is, degene is die beslist over het wel of niet indienen van een klacht. Daarbij verwijst het Centraal Tuchtcollege naar eerdere beslissingen (CTG 1 oktober 2013; CTG 7 december 2017) en naar artikel 1:454 lid 1 Burgerlijk Wetboek. Ook een patiënt die een mentor heeft, kan zonder de toestemming van die mentor een tuchtklacht indienen, tenzij de patiënt voor het indienen van die klacht wilsonbekwaam is. De aangeklaagde beroepsbeoefenaar zou in dat geval aannemelijk moeten maken dat de wilsbekwaamheid bij patiënt ontbreekt. In deze casus is op 3 september 2018 een mentorschap ingesteld door de rechter. De mentor stemt niet in met de door klaagster ingediende klacht. Het klaagschrift is in deze zaak echter ook ondertekend door klaagster, cliënte zelf. De arts stelt dat klaagster wilsonbekwaam was. Zij heeft meerdere keren met klaagster over de ingediende tuchtklacht gesproken, waarbij klaagster op geen enkele manier kon aangeven de klacht en de procedure te herkennen. Op vragen hierover van de arts antwoordde zij uitsluitend: ‘Weet ik niet.’ De arts typeerde cliënte als een ‘aardige, dementerende patiënte’, die geen begrip meer had van tijd, plaats en locatie.

Op basis van de verklaring van de arts acht het Centraal Tuchtcollege het aannemelijk dat klaagster niet (meer) beschikte over de vereiste wilsbekwaamheid voor het indienen van een tuchtklacht. Het Centraal Tuchtcollege houdt de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege daarmee in stand en verwerpt het beroep van klaagster.

Conclusie en lessen

Onenigheid binnen de familie over allerlei zaken, soms ook over het wel of niet indienen van een klacht, komt helaas maar al te vaak voor. Juist in de laatste fase van het leven van een cliënt, komen de verhoudingen in de familie soms op scherp te staan. Ook in deze zaak is dat het geval. Cliënte dient -naar achteraf blijkt aangespoord door haar dochter- een klacht in bij het tuchtcollege over de behandeling van haar arts. Dit terwijl de echtgenoot van cliënte haar mentor is en het met de indiening van de klacht niet eens is. Voordat het tuchtcollege kan toekomen aan een inhoudelijke beoordeling, moet zij in deze zaak beoordelen of klaagster ontvankelijk is in haar klacht.

Het Centraal Tuchtcollege is helder in haar uitleg over de vraag wie een klacht mag indienen. In de eerste plaats is het de patiënt zelf die altijd -als meest rechtstreeks belanghebbende- een klacht mag indienen. Dat is pas anders als patiënt niet langer wilsbekwaam is voor het indienen van een klacht. Kortom als de wilsbekwaamheid voor het overzien van de beslissing om een klacht in te dienen en de procedure die hiermee gepaard gaat, ontbreekt. In deze casus was hier duidelijk sprake van. Cliënte was wilsonbekwaam voor het indienen van een klacht.

Toch zette haar dochter de klacht door. Zelfs tegen de uitdrukkelijke wens van de echtgenoot en mentor van haar moeder. Voor alle betrokkenen achteraf bezien pijnlijk en belastend. Het Centraal Tuchtcollege heeft de wettelijke norm bij de vraag wie een klacht mag indienen, in deze zaak nogmaals helder verwoord. Wellicht helpt dit om herhaling te voorkomen en om duidelijke voorlichting te geven over het doel en de toegang tot de tuchtklachtprocedure.

 

Auteur

  • Mr. R.B.J. Knuiman, juridisch beleidsmedewerker, Verenso
PDF
Genereer PDF document