Samenwerking in academische netwerken
Verbetering van patiëntenzorg door wetenschap: Implementatie
Lizette Wattel, Laura van Buul, Ruth Veenhuizen
Binnen de academische netwerken ouderenzorg werken onderzoekers samen met professionals uit de ouderenzorg aan (zorg)innovaties en nieuwe kennis. Zorginnovaties waarvan bewezen is dat ze effectief zijn, zijn de moeite van het invoeren waard. Maar dat gaat niet vanzelf, zelfs niet als mensen enthousiast zijn, als er een voorbeeld beschikbaar is en als je het wiel niet opnieuw hoeft uit te vinden. Een actieve aanpak is daarom nodig. Dit is de reden waarom er binnen het UNO-VUmc voor is gekozen om meer nadruk te leggen op de implementatie van kennis en innovaties die zijn ontwikkeld. Maar wat is implementatie eigenlijk? Waarom is het zo moeilijk? En wat is er nodig om het toch goed voor elkaar te krijgen?
Dit is een bijdrage namens de Samenwerkende Academische Netwerken Ouderenzorg (SANO) van het Amsterdamse netwerk: Universitair Netwerk Ouderenzorg van VU medisch centrum (UNO-VUmc). Andere academische netwerken ouderenzorg zijn die van Nijmegen (UKON), Leiden (UNC-ZH), Maastricht (AWO-ZL), Groningen (UNO-UMCG) en Tilburg (Tranzo).
Implementatie en gedragsverandering
Implementatie wordt omschreven als ‘een procesmatige en planmatige invoering van vernieuwingen en/of verbeteringen (van bewezen waarde) met als doel dat deze een structurele plaats krijgen in het handelen’ (Hulscher, 2000). Daarbij is het van belang om rekening te houden met belemmeringen om te veranderen en hier de implementatiestrategie op aan te passen. Dus naast de bewezen waarde van de innovatie zelf, moet ook de implementatiestrategie effectief zijn.
Veranderingen worden meestal rationeel ingestoken; met argumenten wordt getracht medewerkers te overtuigen waarom het anders moet. Dat sluit niet aan op hoe mensen met elkaar omgaan en werken. Zo weet bijna elke Nederlander dat het belangrijk is om veel te bewegen. Hij ziet het nut ervan in en weet hoe het moet. De meeste mensen nemen het zich regelmatig voor om meer te bewegen. Maar waarom blijven zoveel mensen dan toch op de bank zitten? De gedragsverandering die het vraagt is hier vaak de belemmerende factor. Het vraagt verandering van vaste, ingeslepen gewoonten en het vraagt afwijking van de geldende norm. Is het in de context waar je werkt normaal om voor en na elk patiëntcontact je handen te wassen? Of is het overdreven en kost het teveel tijd? Geef je daarmee de patiënten het gevoel dat je ze vies vindt? Of krijg je juist waardering voor je voorbeeldgedrag? Deze factoren hebben vaak veel meer invloed op het gedrag dan alleen de rationele overweging. Bij het vaststellen van een geschikte implementatiestrategie moet de vraag welke factoren van invloed zijn op de beoogde gedragsverandering dus een grote rol spelen.
Implementatie op maat
Door de jaren heen zijn er vanuit verschillende invalshoeken strategieën ontwikkeld voor het implementeren van nieuwe kennis in de praktijk (Grol,1997). Denk hierbij aan het ontwikkelen van richtlijnen vanuit de klinische epidemiologie of het gebruik van audit en feedback vanuit de gedragswetenschappen. Helaas werkt geen van deze strategieën altijd en overal; er is geen ‘one size fits all’. De implementatiestrategie moet voor elk situatie op maat gemaakt worden.
Om te bepalen welke strategie het beste past moeten de omstandigheden goed in kaart worden gebracht: hoe ziet de huidige praktijk eruit en welke factoren beïnvloeden deze praktijk? Binnen de implementatiewetenschap zijn er verschillende praktisch bruikbare modellen ontwikkeld die kunnen helpen bij het onderzoeken van deze factoren. Het gaat dan bijvoorbeeld om vragen als: Zijn er bij de individuele professionals genoeg kennis en vaardigheden aanwezig? Past het binnen de cultuur van de afdeling of organisatie? Wat is de opinie van de informele leiders? Is er draagvlak binnen het management en de directie? Is er ruimte voor verandering? (Flottorp, 2013; VUmc, 2011; NICS 2006). Een goede inventarisatie is nodig voor het opstellen van een goede strategie. Zo is scholing alleen zinvol als er een gebrek is aan kennis. En het gebruik van digitale herinneringen werkt alleen dan, wanneer vergeten het probleem is. In de praktijk is er meestal een veelvoud aan factoren die de gewenste verandering kunnen beïnvloeden, en is er dus een combinatie van interventies nodig om het gewenste effect te bereiken (Grol en Grimshaw, 2003).
Implementatie binnen UNO-VUmc
Uit het bovenstaande blijkt dat een goede voorbereiding een vereiste is voor succesvolle implementatie. Binnen het UNO-VUmc vertalen we daarom niet alleen resultaten van wetenschappelijk onderzoek naar implementeerbare producten, maar we koppelen daar ook een ‘implementatiepakket’ aan. Daarin staat stap voor stap beschreven hoe de implementatie voorbereid, uitgevoerd en geborgd kan worden. Maar ook met een implementatiepakket is implementeren ingewikkeld.
Door een subsidie van het ministerie van VWS kunnen we in 2017 zorgorganisaties die bij het netwerk zijn aangesloten ondersteunen bij implementatie. Ze hebben daarbij keuze uit twee evidence based zorgverbeterprojecten. Het eerste is Grip op probleemgedrag: een methode om probleemgedrag bij dementie aan te pakken en psychofarmacagebruik te verminderen. Het tweede betreft aanbevelingen om de diagnose van infectieziekten te verbeteren en verantwoord antibioticagebruik te bevorderen. In beide gevallen worden er per organisatie drie medewerkers een paar uur per week vrijgesteld om het implementatietraject te doorlopen: het zogenaamde ‘implementatieteam’. Dit team woont enkele scholingsbijeenkomsten bij waarin ze leren hoe ze in hun eigen zorgorganisatie de uitgangssituatie in kaart brengen, hoe ze een verbeterplan maken en hoe ze dit verbeterplan kunnen implementeren. Vervolgens voeren ze dit in de eigen zorgorganisatie uit, waarbij ze ondersteund worden vanuit het UNO-VUmc. Aan het einde van het traject zal geëvalueerd geworden of de implementatie van de zorgverbeterprojecten geslaagd is. Binnen dit project werken we nauw samen met het UKON uit Nijmegen, waar de implementatie van het Zorgprogramma Doen bij Depressie wordt ondersteund.
Conclusie
Het implementeren van zorginnovaties is ingewikkeld. Dat komt doordat er vaak wordt onderschat hoe groot de rol van gedragsverandering is binnen dit proces. Bovendien vraagt effectieve invoering van innovaties een implementatiestrategie die op maat is gemaakt voor de situatie waarin de invoering plaatsvindt. Dat vraagt een gedegen voorbereiding. De academische netwerken dragen hieraan bij door niet alleen (zorg)innovaties te ontwikkelen, maar ook actief bij te dragen aan de implementatie ervan.
Auteur(s)
- Lizette Wattel, coördinator UNO-VUmc / coördinator Onderzoekslijn RISE
- Laura van Buul, coördinator van het UNO-VUmc en onderzoeker
- Ruth Veenhuizen, coördinator van het UNO-VUmc en onderzoeker
Literatuur
- Hulscher M. e.a. 2000. Effectieve Implementatie: theorieën en strategieën. Den Haag: ZonMw.
- Grol R. Beliefs and evidence in changing clinical practice. BMJ 1997;315:418–21.
- Flottorp SA et al. A checklist for identifying determinants of practice: A systematic review and synthesis of frameworks and taxonomies of factors that prevent or enable improvements in healthcare professional practice Implementation Science 2013, 8:35.
- Grol R & Grimshaw J. From best evidence to best practice: effective implementation of change in patients’ care. Lancet 2003; 362: 1225–30.
- VUmc, afdeling psychiatrie en afdeling verpleeghuisgeneeskunde, ImplementatieWijzer, 2011; Verkrijgbaar via https://www.vumc.nl/afdelingen-themas/69713/27788/ImplementatieWijzer.pdf.
- National Institute of Clinical Studies (NICS). Identifying barriers to evidence uptake. 2006. Verkrijgbaar via https://www.nhmrc.gov.au/_files_nhmrc/publications/attachments/nic55_identifying_barriers_to_evidence_uptake_150720.pdf.