App Icoon

Klaar, naar Verenso tijdschrift

Registratie van bijwerkingen in het verpleeghuis

Hoe doet u dat?

Froukje Boersma, Maria Dolders, Tessa van der Maaden, Annemarie Muller-Hansma, Eugène van Puijenbroek

De belangrijkste redenen om medicatiewijzigingen naar aanleiding van een medicatiebeoordeling door te voeren, zijn ‘overbehandeling’ en ‘bijwerkingen’. Voor de verpleeghuispopulatie komen meldingen van bijwerkingen bij Bijwerkingencentrum Lareb echter nauwelijks voor. Daarom is een haalbaarheidsstudie “Registratie van bijwerkingen in verpleeghuizen” opgezet door het RIVM, Lareb en het Universitair Netwerk Ouderenzorg van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UNO UMCG). Het RIVM, Lareb en UNO UMCG hebben voor deze studie een methode ontwikkeld om registreren en melden van bijwerkingen in verpleeghuizen te faciliteren.

Waarom is kennis over bijwerkingen bij verpleeghuisbewoners noodzakelijk? 

Bij het voorschrijven van medicijnen wordt rekening gehouden met de mogelijke bijwerkingen die kunnen optreden. Kennis over bijwerkingen is daarom een noodzakelijk onderdeel van farmacotherapie. Medicatiewijzigingen naar aanleiding van een medicatiebeoordeling worden in het verpleeghuis frequent doorgevoerd. De belangrijkste redenen om medicatiewijzingen door te voeren zijn ‘overbehandeling’ en ‘bijwerkingen’.1 Bijwerkingen zijn de belangrijkste oorzaak van acute medicatie gerelateerde ziekenhuisopnames.2,3 Daarnaast speelt een aantal patiënt-gerelateerde risicofactoren een rol, zoals verminderde cognitie, ≥ 5 aandoeningen, nierfunctiestoornis, polyfarmacie en niet zelfstandig wonend. Bij een groot deel van de verpleeghuisbewoners is sprake van meerdere van deze risicofactoren. Kennis over bijwerkingen is dan ook erg belangrijk, juist ook bij verpleeghuisbewoners.

In vervolg op de HARM-studie geeft de HARM-wrestling studie aanbevelingen voor mogelijke interventies die door de voorschrijver toegepast kunnen worden om medicatieveiligheid te verbeteren. 2,4 Eén van de aanbevelingen is het terugdringen van potentieel vermijdbare bijwerkingen zodat deze bijwerkingen niet tot ziekenhuisopnames leiden.4 Hiervoor is naast kennis over bijwerkingen in het algemeen, ook kennis over bijwerkingen specifiek bij verpleeghuisbewoners noodzakelijk. Deze informatie ontbreekt echter in veel gevallen.

Hoe komen we aan kennis over bijwerkingen bij verpleeghuisbewoners?

De kennis over bijwerkingen bij verpleeghuisbewoners moet uit de praktijk zelf komen. De lijst van bijwerkingen in het Farmacotherapeutisch Kompas is veelal ontoereikend. Deze bijwerkingen zijn verzameld in studies met het doel medicatie geregistreerd te krijgen. De trials voor registratie worden vaak uitgevoerd bij een populatie die sterk verschilt van de verpleeghuispopulatie, namelijk jonge gezonde volwassenen.

De specialisten ouderengeneeskunde die in de praktijk de medicijnen voorschrijven aan de verpleeghuisbewoners zien hoe de mensen op deze medicijnen reageren. Door hun waarnemingen in de praktijk kunnen zij de kennis die nodig is voor optimale farmacotherapie en medicatieveiligheid bij deze populatie wèl genereren.

Welke aspecten zijn bijvoorbeeld van belang?

De ervaring die een specialist ouderengeneeskunde opdoet door waarnemingen in de praktijk heeft een gunstig effect op:

  • kennis over risicofactoren waardoor een bijwerking in de toekomst wellicht voorkomen kan worden,
  • kennis over de presentatie van een bijwerking; dit biedt mogelijkheden om bijwerkingen in de toekomst makkelijker te herkennen,
  • kennis over de mogelijkheden en effecten van het behandelen van bijwerkingen,
  • inzichten in de gevolgen van het doormaken van een bijwerking voor verpleeghuisbewoners, die van belang zijn bij toekomstige therapeutische afwegingen.

Hoe legt u deze kennis vast?

Het in kaart brengen van informatie over bijwerkingen bij verpleeghuisbewoners gebeurt in de praktijk door de specialist ouderengeneeskunde. De specialist ouderengeneeskunde registreert een opgetreden bijwerking in het behandeldossier van de patiënt en stelt de apotheker op de hoogte. Daarnaast kan de specialist ouderengeneeskunde zijn of haar ervaringen van mogelijke bijwerkingen die in de praktijk zijn opgetreden, melden bij Bijwerkingencentrum Lareb.

Wat is het nut van landelijke registratie?

Bijwerkingencentrum Lareb verzamelt, bundelt en analyseert ervaringen met medicatie van verschillende melders. Het bij elkaar brengen van deze informatie op een centraal punt is van groot belang. Deze kennis kan vervolgens weer teruggebracht worden naar de praktijk. Bijvoorbeeld door het opnemen van belangrijke informatie over bijwerkingen in behandelrichtlijnen, door publicaties in vaktijdschriften of aanpassingen in de bijsluiter en andere informatiebronnen. Op deze manier kan de farmacotherapie bij verpleeghuisbewoners verder verbeterd worden.

Hoe kunt u bijwerkingen zo makkelijk mogelijk registreren?

Het aantal meldingen van bijwerkingen bij bewoners van verpleeghuizen bij Lareb is vooralsnog zeer beperkt. Daarom hebben het RIVM, Lareb en UNO UMCG een methode ontwikkeld met als doel de registratie van bijwerkingen bij verpleeghuisbewoners zo laagdrempelig mogelijk te maken voor de melder, door onder meer het aanbieden van verschillende manieren om bijwerkingen te melden. De methode is mede tot stand gekomen op basis van interviews met specialisten ouderengeneeskunde en zorgmedewerkers die werkzaam zijn in verpleeghuizen. Het is de bedoeling om deze methode in de praktijk op haalbaarheid te toetsen.

Hoe werkt de haalbaarheidsstudie?

Alle specialisten ouderengeneeskunde worden van harte uitgenodigd tot deelname aan de studie. Deelnemen aan de haalbaarheidsstudie kan op verschillende manieren: met een gehele zorginstelling, één verpleeghuis, of met een specifieke afdeling. Een aantal bewoners (naar keuze: 1-10) wordt gedurende 6 maanden gevolgd. Wanneer een (vermoedelijke) bijwerking optreedt, wordt dit gemeld aan Lareb.

De specialist ouderengeneeskunde kan hierbij uit drie werkwijzen kiezen:

  1. Longitudinale registratie met een professional als “bijwerkingencoördinator”:  gedurende  6 maanden wordt iedere mogelijke bijwerking die bij een bewoner optreedt, direct per e-mail of per post aan Bijwerkingencentrum Lareb gemeld. Deze meldingen worden gedaan door een professional die als “bijwerkingencoördinator” voor deze studie wil fungeren zoals een specialist ouderengeneeskunde of een specialist ouderengeneeskunde in opleiding, een verpleegkundige/verzorgende of een apotheker.
  2. Longitudinale registratie met een grote rol voor de verzorgende of verpleegkundige met achteraf validatie door een specialist ouderengeneeskunde: gedurende 6 maanden wordt een bewoner gevolgd, waarbij iedere mogelijke bijwerking wordt genoteerd door de verzorgende of verpleegkundige, gevolgd door periodieke validatie door de specialist ouderengeneeskunde. Na de 6 maanden worden alle formulieren in een keer naar Lareb opgestuurd.
  3. Transversale registratie door een professional naar keuze: naar aanleiding van een FTO of een vergelijkbaar overleg, worden in één keer alle mogelijke bijwerkingen die in dit overleg aan de orde zijn geweest door een professional zoals de specialist ouderengeneeskunde of de apotheker,  gemeld bij Lareb, per e-mail of per post.

Het melden van een bijwerking kost ongeveer 15 minuten tijd.

Daarnaast blijft het natuurlijk belangrijk om ook buiten deze studie meldingen van mogelijke bijwerkingen bij Lareb te blijven doen. Dit kan via de website van Lareb www.lareb.nl

Meedoen?

Alle specialisten ouderengeneeskunde worden van harte uitgenodigd tot deelname aan de studie. Voor aanmelding of voor verdere informatie, kunt u een e-mail sturen naar één van de coördinatoren van het onderzoek:

- Annemarie Muller-Hansma, beoordelaar Lareb, internist-ouderengeneeskunde n.p. (e-mail a.muller@lareb.nl, tel. 073-6469700)
- Dr. Tessa van der Maaden (e-mail Tessa.van.der.maaden@rivm.nl, tel. 030-2743256)

Ook kunt u voor verdere informatie Froukje Boersma raadplegen, specialist ouderengeneeskunde en senior researcher UNO-UMC Groningen.

Auteur(s)

  • Dr. Froukje Boersma, specialist ouderengeneeskunde en senior onderzoeker UNO-UMC Groningen
  • Dr. Maria G.T. Dolders, beleidsmedewerker Verenso
  • Dr. Tessa van der Maaden, Centrum Gezondheidsbescherming RIVM
  • Annemarie H.G. Muller-Hansma, internist-ouderengeneeskunde n.p., Bijwerkingencentrum Lareb
    Prof. dr. Eugène P. van Puijenbroek, arts, klinisch farmacoloog Bijwerkingencentrum Lareb

Literatuur

  1. Otterloo A. van, Meiland FJM. Medicatiebeoordelingen in het verpleeghuis? Doen! TvO 2016;2. [Internet]. Beschikbaar via: http://www.verenso.nl/tijdschrift-voor-ouderengeneeskunde/editie-2016/april-2016 Geraadpleegd 24-01-2017.
  2. Division of Pharmacoepidemiology & Pharmacotherapy, Utrecht Institute for Pharmaceutical Sciences. Eindrapport Hospital Admissions Related to Medication (HARM). Een prospectief, multicenter onderzoek naar geneesmiddel gerelateerde ziekenhuisopnames. Utrecht: Division of Pharmacoepidemiology & Pharmacotherapy, 2006. [Internet]. Beschikbaar via: www.google.nl/?gfe_rd=cr&ei=Wm3VVrWlOseg8weBwbuACA&gws_rd=ssl#q=harm+wrestling+rapport Geraadpleegd 24-01-2017.
  3. Smet PAGM. de, Sturkenboom MCJM, Herings R. Acute ziekenhuisopnamen die mogelijk zijn gerelateerd aan geneesmiddelbijwerkingen. Rapport [Internet]. Beschikbaar via:  https://www.google.nl/?gws_rd=ssl#q=bijwerkingen+acute+geneesmiddelgerelateerde+ziekenhuisopnames Geraadpleegd 24-01-2017.
  4. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. HARM-wrestling; een voorstel van de Expertgroep Medicatieveiligheid m.b.t. concrete interventies die de extramurale medicatieveiligheid op korte termijn kunnen verbeteren, 2009. [Internet]. Beschikbaar via:  https://www.google.nl/?gws_rd=ssl#q=Harm-wrestling Geraadpleegd 24-01-2017.
Reacties
PDF
Genereer PDF document