Interview met Carla Dik-Faber, Kamerlid ChristenUnie
‘Soms moet je als zorgverlener gewoon kunnen hándelen’
Carla Dik-Faber is zorgwoordvoerder van de ChristenUnie, een partij die het kabinetsbeleid kritisch volgt maar ook bekend staat als constructieve oppositiepartij. De derde aflevering van een serie exclusieve interviews met volksvertegenwoordigers. “Ik begrijp dat we niet kunnen doorgaan met geld uitgeven, maar we moeten kritisch zijn waarop we bezuinigen en waarop niet”.
Ouder worden heeft in het huidige tijdsgewricht iets ingewikkelds, vindt ze. “Het ideaal is toch dat je nuttig en dynamisch moet zijn, een succesvolle deelnemer aan onze samenleving met een meetbare productiviteit. Veel ouderen voldoen niet aan dat beeld. Ik hoor het vaak, soms tussen de regels door: men voelt zich overbodig, een kostenpost, anderen tot last. Dat is niet goed. Ouderen maken deel uit van onze samenleving, ze horen erbij. Ze leveren hun eigen specifieke bijdrage, al is dat niet altijd direct terug te zien in het Bruto Nationaal Product. Maar daarom is het niet minder waardevol. Integendeel zelfs”.
Carla Dik-Faber (Voorburg, 1971) is sinds 2012 lid van de Tweede Kamer voor de ChristenUnie en heeft de zorg in haar portefeuille. De veranderingen die de laatste jaren hebben plaatsgevonden, met name in de langdurige zorg, volgt ze kritisch, en waar mogelijk voor een vertegenwoordiger van een oppositiepartij probeert ze het beleid bij te sturen. Zo slaagde ze er enkele jaren geleden in om het budget voor dagbesteding voor ouderen, tegen de bezuinigingsplannen van het kabinet in, te verruimen met 200 miljoen euro. “Ik begrijp dat we niet kunnen doorgaan met geld uitgeven, maar we moeten kritisch zijn waarop we bezuinigen en waarop niet”.
Over de schutting
De afgelopen jaren heeft haar partij zich achter diverse kabinetsmaatregelen geschaard, waaronder de overgang van de AWBZ naar de Wet langdurige zorg en de bijhorende decentralisatie. “In principe vonden we dat een goed idee, omdat de zorgkantoren die voor de uitvoering van de AWBZ verantwoordelijk waren, nu eenmaal verder afstaan van de burgers dan de gemeenten. Het probleem is alleen dat die decentralisatie gepaard ging met een forse beperking van de beschikbare middelen. Sommige critici meenden dat de langdurige zorg daarmee over de schutting van de gemeenten werd gegooid, met als boodschap: kijk maar wat je ermee doet. Zo extreem is het natuurlijk niet, maar het is een feit dat de gemeenten voor forse uitdagingen worden gesteld en dat het soms een hele klus is die uitdagingen het hoofd te bieden”.
Niettemin is het concept ‘zorg aan huis’ ook voor de ChristenUnie het nastreven waard, maar dan moet die zorg wel goed geregeld zijn. “Dan is het van belang dat daar ook de goede mensen bij betrokken zijn. Ik heb me de afgelopen tijd sterk gemaakt voor de inzet van de casemanager dementie, maar ook de specialist ouderengeneeskunde speelt een belangrijke rol. Nu komt er teveel neer op de huisarts en de wijkverpleegkundige; en hoe goed zij hun werk ook doen, het ontbreekt hen soms aan de benodigde expertise. Goede zorg aan huis betekent een infrastructuur die daarop is ingericht. Dat laat ik niet na te benadrukken, in de Kamer en daarbuiten”.
Persoonsvolgend budget
Op termijn ligt de oplossing volgens Carla Dik in een geheel nieuwe inrichting van de financiering van de zorg, waarbij de bekostiging aan een persoon is gebonden, in plaats van dat zorgverleners en patiënt maar moeten zien uit te zoeken via welke wet de zorg wordt gefinancierd. Dit persoonsvolgend budget levert volgens vrijwel alle deskundigen een betere zorg op tegen lagere kosten, en heeft dan ook de voorkeur van vrijwel alle partijen in de Tweede Kamer. “Dat het er desondanks niet van komt, geeft aan hoe hardnekkig een systeem kan zijn”.
Totdat dat verandert, is het zinvol de zorg zo menselijk mogelijk in te richten, zeker ook de langdurige zorg. “Er zijn wat dat betreft de nodige interessante ontwikkelingen gaande. De verpleeghuizen van Humanitas bijvoorbeeld in de regio Rotterdam. Dat zijn verpleeghuizen waar veel gebeurt, waar alles draait om de cliënt. De beleving staat er centraal, dat is althans het streven want er zijn wat problemen in de uitvoering. In elk geval is het ontzettend belangrijk dat mensen voor zover mogelijk actief zijn en blijven. Ik hoorde laatst van de oprichter van Humanitas wat dat met ouderen doet: ook oude mensen voelen zich nog waardevol. Als gevolg daarvan worden er bijvoorbeeld zelfs nauwelijks verzoeken tot euthanasie ingediend.
De omgeving is daarbij natuurlijk ook van belang. Nog niet zo lang geleden was ik op werkbezoek bij Opella, een verpleeghuis in Bennekom, dat eigenlijk een klein woonwijkje vormt. Er wonen jonge stellen op het terrein, er is een kinderdagverblijf. Heel goed, vind ik dat. Je moet ouderen niet wegstoppen in instellingen, maar je moet streven naar manieren om zo goed mogelijk aan te blijven sluiten op wat er in de maatschappij gebeurt, en ook fysiek middenin de samenleving staan”.
Wet Zorg en Dwang
De regelgeving moet bij dit alles niettemin beperkt blijven, vervolgt Carla Dik. “Wat dat betreft is de nieuwe wet Zorg en Dwang, die nu bij de Eerste Kamer ligt, een interessante casus. We hebben voor de wet gestemd, omdat het streven is dwangmaatregelen zoveel mogelijk te beperken, maar ik heb er niettemin vraagtekens bij. Wat de administratieve lasten betreft, is het een draak van een wet. Voor elke handeling is er bijvoorbeeld een uitgebreid stappenplan. Natuurlijk is het goed om terughoudend te zijn als het bijvoorbeeld om opsluiten gaat, maar soms moet je als zorgverlener gewoon kunnen hándelen, gewoon op basis van je eigen professionele inzicht. Niet elke stap eindeloos moeten beredeneren. En het is evenmin zinvol om alles als een dwangmaatregel te beschouwen. Ik herinner me dat in debatten over de wet de plaatsing van een patiënt in een stoel met een wegklapbaar tafelblad als een dwangmaatregel werd beschouwd. Dat is natuurlijk absurd. Zoiets doe je louter en alleen voor de veiligheid. Een samenleving waarin alles wordt stukgeregeld, dat is wat mij betreft niet de toekomst”.
Daarmee komen we op de laatste vraag, die we aan alle Kamerleden voor deze interviewserie stellen: hoe ziet de oude dag van Carla Dik zelf eruit?
“Ik verwacht dat de verpleeghuizen tegen de tijd dat ik zelf intensieve zorg nodig heb, in hun huidige vorm niet meer bestaan. Kleinschaligheid is dan naar mijn verwachting overal de norm. Daarnaast zal het wat mij betreft eenvoudiger zijn dan nu om langer thuis te blijven wonen. Daar zijn natuurlijk allerlei vormen en ideeën voor. Ik ben een groot voorstander van meergeneratiewoningen zoals je die bijvoorbeeld in Duitsland hebt, waar ouders dichtbij hun kinderen en kleinkinderen kunnen zijn zonder al te veel verlies van privacy.
Het lijkt mij persoonlijk erg mooi om als mijn dochter uit huis is, met een aantal gelijkgestemde stellen een groot huis te kopen, waarin we ieder onze eigen plek hebben en elkaar kunnen helpen als dat nodig is. Zo zou ik wel oud willen worden. Je bent dan onderdeel van een gemeenschap. Ik kan daar nu zelfs al een beetje naar uitzien”.
Auteur(s)
- Bert Bukman, adviseur