Goede zorg met domotica in zorginstellingen
Zoeken naar de juiste balans tussen veiligheid en autonomie
Met een waardig ‘Hora-Est’ verlost de pedel de promovendus van de verdediging van zijn of haar proefschrift. Op woensdag 28 januari 2015 promoveerde Alistair Niemeijer op zijn proefschrift ‘Exploring good care with surveillance technology in residential care’, dat handelt over de toepassing van domotica (toezichthoudende woonzorgtechnologie) in zorginstellingen. In dit artikel besteden we aandacht aan de inhoud van zijn proefschrift en zijn verdediging.
De komst van domotica, zoals bewegingsmelders, camera’s, polsbandjes en GPS systemen, is een veelbelovende ontwikkeling in de zorg voor kwetsbare patiëntgroepen zoals mensen met dementie of een verstandelijke beperking. In deze tijden van bezuiniging zou het een kosteneffectieve manier kunnen zijn de onderbezetting van personeel te compenseren. Bovendien zou het een waardiger alternatief kunnen zijn voor fysieke vrijheidsbeperkende maatregelen. Met deze argumenten werd toezichthoudende technologie de afgelopen jaren geïmplementeerd in instellingen voor langdurige zorg. Er werd echter niet altijd stil gestaan bij de effecten en risico’s van het gebruik van deze technologie. Ook ontbrak het aanvankelijk aan wettelijke kaders en richtlijnen voor de toepassing van domotica.
Alistair Niemeijer heeft onderzocht wat goede zorg met toezichthoudende domotica in instellingen voor kwetsbare mensen inhoudt en op basis van dit onderzoek een handreiking ontwikkeld voor de verantwoorde toepassing van domotica in de langdurige zorg.
In zijn onderzoekmethode heeft Niemeijer gekozen voor een getrapte exploratieve aanpak waarin hij zowel opvattingen van professionals, als het perspectief van de cliënt belicht. Met behulp van ‘concept mapping’ consulteerde Niemeijer zorgverleners uit het werkveld en academici over hun opvattingen van ideale zorg met toezichthoudende domotica. In een etnografische praktijkstudie bracht hij aan de hand van praktijkobservaties en interviews met verzorgend personeel de toepassing van domotica in de langdurige zorg in kaart. Tevens exploreerde hij de ervaringen van cliënten met toezichthoudende domotica.
Een goede balans tussen autonomie en veiligheid lijkt essentieel voor de ‘ideale’ toepassing van toezichthoudende domotica in instellingen. Dit komt naar boven in de verkennende studie naar de opvattingen van professionals in het werkveld en academici. Een opvallend resultaat is dat professionals die meer direct betrokken zijn bij de zorg voor patiënten, veiligheid voorop stellen bij hun definitie van ‘goede’ zorg terwijl academici met meer afstand tot de praktijk autonomie prioriteit geven.
Een groot deel van de ondervraagde verzorgenden en verpleegkundigen gebruikt toezichthoudende technologie intensief en op een creatieve, geïndividualiseerde manier. Toch lijkt er een zekere terughoudendheid te zijn bij de toepassing van bepaalde domotica. Het vergroten van de vrijheid van de patiënt - één van de grote voordelen van het gebruik van domotica - lijkt in de praktijk weinig te gebeuren. Verzorgend en verplegend personeel heeft de neiging de veiligheid van de patiënt boven zijn autonomie te stellen. Dit komt gedeeltelijk voort uit de angst voor incidenten. Door die angst kan de neiging ontstaan terug te grijpen op oude, meer vrijheidsbeperkende maatregelen. De toepassing van domotica kan ook schijnveiligheid creëren. Veiligheid en fysieke nabijheid blijken dominante waarden te zijn voor verpleegkundigen en verzorgenden in instellingen.
Ervaringen van patiënten met domotica lijken ambivalent te zijn. Uit de participerende observaties blijkt dat domotica de bewegingsvrijheid van patiënten doen toenemen, maar dit wordt niet door een ieder gewaardeerd. Zo missen sommige patiënten het gezelschap van hun zorgverlener, vinden anderen de aanwezigheid van camera’s vervelend of het dragen van een polsbandje stigmatiserend. Ook kunnen niet alle patiënten met de nieuwe vrijheden omgaan, met als gevolg dat patiënten zoek raken. Bij het ontwerpen van domotica wordt waarschijnlijk niet uitgegaan van de daadwerkelijke gebruiker ervan. Deze gebruiker kan voordeel hebben bij de toegenomen vrijheid, maar heeft ook steun op maat nodig om daadwerkelijk van de vrijheid te kunnen genieten. Verder blijkt dat indien een toepassing minder zichtbaar is, patiënten zich er ook minder bewust van zijn.
Op basis van zijn onderzoeksbevindingen heeft Niemeijer met zijn collega’s een praktische handreiking ontwikkeld. Het doel van deze handreiking is dat een ieder die overweegt om domotica in te zetten voor de langdurige zorg beter zicht krijgt op de implicaties ervan. Centraal in de handreiking staat een soort normatieve checklist, waarmee men diverse waarden voor de individuele patiënt kan afwegen aan de hand van een viertal vragen. Allereerst moet men zich afvragen welke meerwaarde wordt beoogd met de toepassing van domotica op gebied van veiligheid of autonomie. Vervolgens is het belangrijk de mogelijk nadelige effecten van de toepassing in kaart te brengen. Hierbij kan worden gedacht aan de gevolgen van domoticagebruik voor bewegingsvrijheid van de patiënt, zijn privacy en de relatie met de zorgverlener. Als derde moet men zich afvragen hoe zichtbaar de toepassing is – is deze opdringerig of stigmatiserend of juist onzichtbaar zodat de patiënt zich er nauwelijks van bewust is? Als laatste is het belangrijk het gebruik van domotica en de reden daarvan zo goed mogelijk aan de patiënt uit te leggen zodat de patiënt betrokken kan worden in de besluitvorming en toestemming kan geven.
Niemeijer beargumenteert in de discussie van zijn proefschrift dat het herdefiniëren van de zorg als een inherente risicopraktijk kan helpen meer oog te hebben voor de autonomie van patiënten. Ook autonomie zou in de langdurige zorg anders opgevat kunnen worden – autonomie gaat in dit kader niet uit van onafhankelijkheid en rationele keuze, maar houdt rekening met de sociale context waarin mensen leven. Een aanbeveling voor de praktijk is niet te wachten op de komst van nieuwe technologie om dan pas te beoordelen of ze aan ethische normen voldoen, maar al meedenken in een veel eerder – conceptueel – stadium. Ethische input vanuit het werkveld kan dan de drijvende kracht achter het ontwerp van een product zijn.
Tijdens de verdediging van zijn proefschrift betoogt Niemeijer dat het goed is dat de nieuwe wet zorg en dwang rekenschap geeft van het feit dat de toepassing van domotica in de zorg onvrijwillig kan zijn. Woonzorgtechnologie wordt nu overal al ingezet, maar niet altijd met een goede, gedeelde visie. De wet zorg en dwang bevordert in die zin reflectie. Aan de andere kant kan de valkuil zijn van alle gestelde voorwaarden in de wet zorg en dwang dat de afweging een plichtmatige procedure wordt. De suggestie van een van de opponenten om de aanbevelingen uit de ontwikkelde handreiking mogelijk te gaan gebruiken als inspectienormen wijst Niemeijer dan ook van de hand. Het gebruik van de handreiking moet niet plichtmatig worden, dan lopen we het risico dat we doorschieten naar het ‘afvinken van een lijstje’. De ontwikkelde handreiking is ontworpen om de besluitvorming te ondersteunen en reflectie te stimuleren.
De praktische handleiding getiteld 'toezichthoudende domotica: een handreiking voor zorginstellingen' is gratis te downloaden op de website van het Amsterdam Center on Aging.
Auteur(s)
- Eefje M. Sizoo, aios ouderengeneeskunde