Hora-est: Daily oral care for older people
Op 15 januari 2025 promoveerde Linet Weening-Verbree aan de Rijksuniversiteit Groningen op het onderwerp Mondgezondheid en mondhygiëne van ouderen in het verpleeghuis en thuiszorg. Haar interesse begon als mondhygiënist en masterstudent verplegingswetenschappen, met haar masterthese over mondzorg in het verpleeghuis, en werd voortgezet als docent op de opleiding Mondzorgkundestaflid. Ze werkt momenteel als staflid op het Gerodontologie programma van het Centrum Tandheelkunde Mondzorgkunde binnen het UMCG in Groningen.
De belangrijkste bevindingen uit het proefschrift
Deel 1 – er wordt veel gedaan om mondzorg te implementeren in verpleeghuizen, maar dat heeft vooral een positief effect op de kennis en houding van verzorgend personeel en ouderen met een kunstgebit. Het is lastig om de mondgezondheid en mondhygiëne van ouderen met natuurlijke tanden en kiezen te verbeteren. Barrières die verzorgend personeel noemen zijn een achterstand in de mondzorg bij opname en afwerend gedrag bij cognitief beperkte cliënten.
Deel 2 – het mondzorgprogramma ‘Sûne Mûle’ verbetert de kennis van thuiszorgmedewerkers en de mondhygiëne en mondgezondheid van ouderen die thuiszorg ontvangen. De houding van thuiszorgmedewerkers is positief t.a.v. mondzorg, maar zij ondersteunen na implementatie van het programma niet meer of vaker bij mondzorg. Uit een kwalitatieve evaluatie blijkt dat het lastig is om het gedrag van ouderen te veranderen en dat zij vooral zelf de mondzorg uitvoeren. Minder dan de helft van de ouderen gaat nog naar de mondzorgprofessional. Betrokkenen zijn positief over het programma; het past in werkroutines en is niet moeilijk. Het programma heeft meer effect op de mondhygiëne van ouderen met een kunstgebit.
Deel 3 – er zijn een aantal instrumenten beschreven in de literatuur, die bedoeld zijn om de mond van de oudere te beoordelen door niet tandheelkundige zorgverleners. De meeste van deze instrumenten zijn niet uitgebreid getest op psychometrische eigenschappen en de kwaliteit van een of meerdere geteste onderdelen is matig of slecht. Het door ons ontwikkelde ‘stoplicht/ Simplified Oral Indicator’ blijkt niet gevoelig genoeg om thuiszorgmedewerkers te helpen om ouderen door te verwijzen. Veel ouderen werden door de mondhygiënisten wel naar de mondzorgprofessional doorverwezen, terwijl de thuiszorgmedewerkers dit niet nodig vonden.
Consequentie voor ‘de ouderenzorg’ zou moeten zijn dat zorgverleners waaronder specialisten ouderengeneeskunde in de eerste lijn, die betrokken zijn bij de zorg aan thuiswonende ouderen, óók aandacht besteden aan mondgezondheid, dagelijkse mondverzorging en bezoek aan de mondzorgverlener. Het is uit dit proefschrift wel duidelijk geworden dat vooral ouderen met natuurlijke tanden en kiezen én cognitieve beperkingen als dementie, veel meer risico lopen op mondproblemen en gebitsverwaarlozing, terwijl deze ouderen maar weinig naar de mondzorgprofessional gaan en in de dagelijkse mondverzorging worden ze vrijwel niet ondersteund door thuiszorgmedewerkers. Ik zie ook dat een grotere rol van mondzorgprofessionals in de wijk nodig is, dan nu het geval is, want er komen maar mondjesmaat tandheelkundige zorgverleners aan huis.
Overigens heeft de Nederlandse vereniging voor gerodontologie een aantal leden die benaderd kunnen worden bij vragen op dit gebied (https://www.gerodontologie.nl/leden-die-helpen).
Het hoofdstuk dat iedereen zou moeten lezen
Het meest inzicht gevend is denk ik hoofdstuk 3, waar verzorgend personeel van verpleeghuizen aangeeft wat belemmeringen zijn in de mondzorg voor hun bewoners; er zijn niet altijd genoeg middelen voor mondzorg beschikbaar, er is weinig begeleiding van mondzorgverleners bij dagelijkse mondzorg, ouderen vertonen afweergedrag en hebben eigen (niet goede) routines in de dagelijkse mondzorg en komen het verpleeghuis binnen met een achterstand in de mondzorg.
Als je dat leest is helder dat het echt moeilijk is voor verzorgend personeel, om goed tanden te poetsen bij de oudere en het wordt duidelijk dat we veel meer oog moeten hebben voor ouderen die zich niet in het verpleeghuis bevinden, namelijk thuis. Dat is een verantwoordelijkheid voor iedereen die ouderen tegenkomt in zijn of haar werk in de zorg/ welzijn.
De vraag van de oppositie
Een specialist ouderengeneeskunde vroeg me of ouderen niet beter af zijn met een kunstgebit en of we, zodra we zien dat de oudere kwetsbaar wordt, daarom misschien beter de tanden en kiezen kunnen trekken en een kunstgebit kunnen geven. Mijn antwoord was dat een goede oplossing lijkt, omdat ouderen in onze onderzoeken met een kunstgebit inderdaad een betere mondhygiëne en mondgezondheid hebben, maar dat het geven van een kunstgebit geen oplossing is. We weten uit ander onderzoek dat ouderen niet meer kunnen wennen aan een kunstgebit als ze kwetsbaar dreigen te worden. Ook blijkt uit onderzoek dat wanneer het ouderen wel lukt om hun eigen tanden en kiezen op latere leeftijd te behouden, ze hier heel veel van hun eigenwaarde aan ontlenen. Bovendien is het niet onethisch dat iemand lang en met succes voor zijn gebit heeft gezorgd, de tanden en kiezen er uitgehaald moeten worden, omdat het zorgverleners niet lukt om hierin te ondersteunen? Daarnaast is het kunstgebit een goede vervanger voor diegenen die geen tanden en kiezen meer hebben, maar weten we al lang dat het een vervanger is en uiteindelijk gaat er niets boven het hebben en houden van een goed functionerend natuurlijk gebit.
Auteur
- L.F. (Linet) Weening-Verbree, docent Mondzorgkunde/mondhygiënist en onderzoeker, Hanzehogeschool Groningen