Tussen Droom en Daad
Roy Knuiman, Jacobien Erbrink
Al geruime tijd lijkt de beoogde Wet Zorg en Dwang in aantocht. De opvolger van de Wet BOPZ laat echter op zich wachten. We bevinden ons nu in het schemergebied tussen Droom en Daad. De droom van een cliëntvolgende sectorspecifieke wet voor de sectoren psychogeriatrie (VV en T) en verstandelijk gehandicapten. De droom van een wet gebaseerd op een ideologie van kwalitatief goede zorg voor en met de cliënt. En de daad van een daadwerkelijke wet. In 2015 besteden we daarom in elk nummer van het Tijdschrift voor Ouderengeneeskunde aandacht aan de Wet Zorg en Dwang, steeds aan de hand van één vraag. Op deze vraag zullen we vanuit zowel zorginhoudelijk perspectief als juridisch perspectief een reflectie schrijven met als doel het schemergebied wat meer te laten oplichten.
Heeft u vragen over de Wet Zorg en Dwang? Vragen die u al lang bezighouden en waarop het antwoord voor alle lezers interessant kan zijn? Stuur ze naar redactie@verenso.nl, dan kunnen wij ze gebruiken voor deze rubriek.
Hoe bereid ik me voor op de Wet Zorg en Dwang?
Roy Knuiman
Een terechte vraag die, met de onzekerheden en complicaties die de geboorte van het wetsvoorstel omgeven, ook vaak gesteld wordt. Hoe? Door als hulpverleners al te handelen in de geest van de wet, zoals dat in de memorie van toelichting bij wetsvoorstellen vaak genoemd wordt. Met andere woorden: zorg ervoor dat de beslissing om wel of niet onvrijwillige zorg toe te passen bewust en weloverwogen gebeurt en onderdeel uitmaakt van de kwaliteit van uw medisch handelen. Zorg er ook voor dat u alternatieven afweegt en dat vrijheidsbeperking echt een laatste redmiddel is. Dan handelt u in de geest van de wet. Ook nu is dat natuurlijk al verstandig. Ook is het goed om cursussen te volgen die gedetailleerder uitleg geven over het wetsvoorstel: wie is verantwoordelijk, welke criteria zijn van toepassing, hoe zit het in ambulante situaties. Vragen waar we ook in latere edities van deze rubriek nog op inzoomen. De eerlijkheid gebiedt wel te zeggen dat het wetsvoorstel nog kan veranderen en zelfs in de Eerste Kamer nog kan worden tegengehouden. Dit jaar zal daar meer duidelijkheid over komen. Een spannend jaar dus.
Hoe bereid je je voor en waarop? Vanuit juridisch perspectief is een ander belangrijk aspect van die vraag: Mag de inspectie nu al toetsen op basis van een wetsvoorstel? In de afgelopen maanden hebben specialisten ouderengeneeskunde Verenso regelmatig benaderd met die vraag. De inspectie lijkt overijverig door instellingen soms te verplichten –op basis van het richtinggevend kader uit 2008- de externe consultatiefunctie uit het wetsvoorstel Zorg en Dwang uit te voeren. Alles in de veronderstelling dat het wetsvoorstel Zorg en Dwang binnen afzienbare termijn als wet zal worden ingevoerd. Dat laatste is buitengewoon onzeker nu vorige maand de commissie wetsevaluatie gedwongen zorg geconcludeerd heeft dat het wetsvoorstel onvoldoende waarborgen biedt voor de rechtspositie van patiënten en meer in lijn gebracht moet worden met het wetsvoorstel Verplichte GGZ. Inmiddels is een nota van wijziging aangekondigd. Deze nota moet deze zomer zorgen voor meer samenhang tussen beide wetsvoorstellen.
Ondertussen zijn in de praktijk goede initiatieven opgestart. Bijvoorbeeld als het gaat om de externe consultatiefunctie uit het wetsvoorstel Zorg en Dwang. Zo loopt er een pilot waarin de kaderartsen psychogeriatrie van het VUmc een samenwerking zijn aangegaan met het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE). Doel is te onderzoeken hoe de consultatiefunctie vormgegeven kan worden. Wanneer vragen we een consultatie aan, waarover vragen we precies om advies, hoeveel tijd kost een consultatie? Getuigt dit initiatief van goede voorbereiding? Zeker. Een duidelijk voorbeeld van handelen in de geest van de wet.
Maar laten we zuiver blijven: de inspectie dient te handelen op basis van de geldende wet BOPZ en niet op basis van een richtinggevend kader of wetsvoorstel waarvan de invoering nog uitermate onzeker is. Ondertussen is het belangrijk door te gaan met het afbouwen van vrijheidsbeperking en het vragen van collegiaal advies over alternatieven. Omdat het moet? Nee, omdat het hoort bij de professionele beroepsuitoefening van onze beroepsgroep.
Jacobien Erbrink
Het antwoord op deze vraag is makkelijk te geven en tegelijkertijd juist moeilijk: je kunt je het beste voorbereiden op de wet door de kwaliteit van zorg en behandeling te blijven verbeteren. Zoals in de vorige rubriekseditie ook al naar voren kwam, is dat het ultieme doel van die Wet Zorg en Dwang, en dat doel hebben wet en zorgverleners dus met elkaar gemeen. Het makkelijke aan dit antwoord is dat het een algemeen antwoord betreft: verbeter je kwaliteit! Daarbij is van alles mogelijk. Dat is dan ook meteen het lastige aan dit antwoord. Welke aspecten je op welke manier precies zou kunnen aanpakken in je eigen handelen, dat van je vakgroep, je beroepsgroep of je organisatie, vraagt eigenlijk om een ‘antwoord op maat’.
Voor sommige collega’s is de beoogde Wet Zorg en Dwang nog vaag en ondoorgrondelijk, wat aan die wet onterecht een welhaast mythisch dreigend karakter verleent. Dat is jammer, want zoals gezegd hebben die Wet en Wij duidelijk gemeenschappelijke belangen. Het loont dus om er vriendschap mee te sluiten. Ga samen aan de koffie, noem die wet regelmatig (eerst misschien zachtjes, maar daarna zeker ook hardop) bij naam en laat haar meekijken bij alle dagelijkse bezigheden. Gegarandeerd dat ze daarna een stuk minder mythisch en een stuk minder dreigend overkomt.
Vrienden zijn met de beoogde Wet Zorg en Dwang maakt de voorbereiding erop een stuk makkelijker. Toch kan het zijn dat anderen met hun ruimhartig ingebrachte praktische bezwaren het consumeren van die vriendschap in de weg staan. Indien het veinzen van slechtziendheid of presbyacusis daarbij niet volstaat, kan het tegenwoordig populaire ‘reframen’ wellicht uitkomst bieden. Noem een antipsychoticum eens consequent een ‘chemische gevangenis’. Of refereer aan het begrip ‘ouderenmishandeling’ als er gebrek aan tijd of middelen lijkt te zijn om met bewoners naar buiten te gaan. Dat plaatst de oorspronkelijke praktische bezwaren meteen in een heel ander daglicht, met doorgaans onafwendbaar heroverwegen van sympathieën en acties tot gevolg.
En dan nog dit. Onlangs logeerde ik in Tasmanië bij een vrouw die werkte als nachtverpleegkundige in het lokale verpleeghuis. In haar buurt waren juist, in samenwerking met een Nederlandse ouderenzorginstelling, twee veelbelovende kleinschalige units voor mensen met dementie geopend. Toen zij hoorde dat ik de ouderengeneeskunde in Nederland bedreef, stak zij meteen de loftrompet over de kwaliteit van onze dementiezorg en van ons specialisme ouderengeneeskunde. In Tasmanië houdt, zo vertelde zij, iedereen zijn eigen arts in het verpleeghuis, wat een eenduidige en kwalitatief goede dementiezorg in de weg staat. Drie dingen neem ik uit deze ontmoeting mee. Ten eerste; het nut van kijken in andermans keuken: steeds weer een inspirerende en doeltreffende manier om van elkaar te leren. In het kader van het in de eerste alinea genoemde ‘antwoord op maat’ wil ik het iedereen aanraden: maak vooral gebruik van je directe, je regionale of je landelijke collega’s bij het verbeteren van je eigen kwaliteit van zorg en behandeling! Ten tweede; een bevestiging van onze unieke en kansrijke positie als specialist ouderengeneeskunde in het veld van de ouderenzorg. En tenslotte: de complimenten uit Tasmanië, die ik graag met jullie deel. We zijn – Wet of geen Wet – goed bezig in Nederland!
Wilt u zelf de stand van zaken bijhouden? Kijk op www.dwangindezorg.nl of bij www.overheid.nl.
Auteur(s)
- Mr. Roy B.J. Knuiman, juridisch beleidsmedewerker Verenso
- Drs. Jacobien F. Erbrink, specialist ouderengeneeskunde en kaderarts psychogeriatrie